Ik min een bloem, 'k weet niet welke ik bemin;
En ik tuur de bloemkelken in
De bloem ademt geur, door den avond verkoeld,
Ik zoek een hart dat met mij gevoelt,
Dat zal wel evenmin waar zijn; bloemenmeisjes verkoopen daar, zoo als hier, voor een karig loon, en de poëzie van schoonheid en diepen zin verdampt, als men een en ander meer van nabij ziet.
Gelukkig echter voor die, welke de waarheid niet kennen, zijn de schilders en dichters menschen, die alles verfraaien; zij leveren ons veeleer datgene, wat zij wenschten te zien, dan hetgeen in de werkelijkheid bestaat. Zij verbeteren en veredelen, omdat hun hart ook beter en edeler gevoelt dan wel het gros der menschen.
Die schoonheidszijde zal ook in het tafereeltje van den verdienstelijken schilder Portaels zijne rol hebben vervuld. Het is gekozen uit het leven te Triest; doch als men in Italië reist, als men voor een hotel of op eene publieke plaats stilhoudt, als men voor een koffiehuis of in een openbaren tuin gezeten is, zult gij weldra een dier bloemenmeisjes zien opdagen.
Onder den lachenden hemel van Italië, is men als genegen zich met de frissche en kleurige bloemen te vereenzelvigen, er zijn knoopsgat meê te versieren of ze zijner reisgenoote aan te bieden.