Decius zond eene duif terug met een brief aan een der pooten. Op die wijze van briefwisseling doelde gewis Plinius de oude, toen hij schreef: ‘Waartoe dienen wallen, schildwachten, blokkade, netten dwars door de rivier gespannen, wanneer men tijdingen dwars door de lucht kan overbrengen?’
Eerst in 1098 kenden de Christenen voor Jeruzalem die toepassing. Het fort Hazar, tusschen Antiochië en Edessa, was in de macht der Turken. Dewijl de bevelhebber zich aan de Kruisvaarders wilde overgeven, werden de onderhandelingen per duif gevoerd. De dichter Tasso heeft de duif vereeuwigd, die, door eenen klampvogel vervolgd, in het kamp der Christenen viel. Onder haren vleugel vond men een briefje, waarop de ontwerpen der Muzelmannen verraden werden. Men leze den achttienden zang van Jeruzalem verlost.
Tijdens het beleg der stad Ptolemaïs, welke van 1189 tot 1191 duurde, bezigde men reisduiven. De ontscheping van den H. Lodewijk, koning van Frankrijk, werd den sultan van Kaïro, bij middel van duiven geboodschapt. Reeds van 1146 tot 1173 had sultan Noureddin, vooral in Egypte, een voortreffelijk ingerichten duivenpost daargesteld. Ten allen kante bouwde hij torens, duiventorens; op ieder van deze was een bestuurder, en dag en nacht waren er wakers.
Veel geld kostte die post, doch hij had een wezenlijk belang. De posten waren op twaalf uren afstand van elkander geplaatst en men noemde ze bérid. Bij het overbrengen eener tijding knoopte men, met een koordje, een klein en dun gouden doosje aan den hals van den vogel. In dit doosje werd de brief, op een fijn zijden papiertje geschreven, geplaatst. Dit laatste noemde men vogelpapier.
Men droeg zorg op dit papier dag en uur der expeditie te vermelden, en men nam meest altijd de voorzorg eene tweede duif, met dezelfde tijding, af te zenden. De duiven des sultans waren op pooten en bek met het vorstelijk naamcijfer geteekend. De soort, aan welke de voorkeur gegeven werd, waren witte ringduiven, die duizend goudstukken per koppel werden gekocht. De sultan maakte de boodschappen open, een recht, hetwelk hij onder alle opzichten en in alle omstandigheden handhaafde.
Allengs vielen de duiventorens van den sultan in ongebruik; doch de duivenvlucht bleef in het Oosten in gebruik. In de 17e eeuw, zoo vertelt de fransche consul Maillet, in zijne Mémoires, bezigde men te Alexandretta duiven, voor het overbrengen der handelstijdingen. In de volksplanting der Europeanen was, ten dien dage, een anekdote in omloop, die recht kenmerkend was: - zekere koopman, eens ter jacht zijnde, schoot een der reizende duiven neêr; het bericht, dat zij overbracht, meldde dat de galnoten, eene verfwaar, op de engelsche markt ontbraken. De jager was een speculant; hij kocht galnoten, verzond ze naar Engeland en won 100.000 kronen.
Ridder d'Arvieux, buitengewoon gezant van Lodewijk XIV bij de Porte, consul van Alep, Algiers, Tripoli en andere plaatsen, meldt in zijne gedenkschriften, dat, tijdens zijne komst in het Oosten, de duivendrachten zeer sterk in voege waren.
In de 18e eeuw werden, bij middel van duiven, de aankomst der schepen te Alexandrië bekend gemaakt.
Het is overigens zeker dat ook in deze landen dezelfde diensten door de duiven bewezen werden, en dit vooral in de laatste eeuwen, tot dat de telegram die vlucht nutteloos maakte, of beter gezegd de overbrenging spoediger en veiliger deed zijn. In den laatsten oorlog heeft de duif aan Parijs, onder ander, aanzienlijke diensten bewezen en de kweeking van reisduiven, is sinds dien in Duitschland het voorwerp van eene militaire studie geworden.
In Antwerpen worden er duizenden en duizenden duiven gekweekt en goede reisduiven aan tamelijk hooge prijzen verhandeld.
Het maken van een duiventoren was in de middeleeuwen een recht dat alleen den adellijken persoon toekwam. De pigeonnier, zegt een fransch schrijver, was de pracht van den boer; de colombier die van den heer, en nog moest de cerste zesendertig roeden land in bouw hebben. De pigeonnier was in planken of in klei, de colombier in steen gebouwd.
Dat er hier te lande ook ordonnanciën ten dien opzichte bestonden, blijkt uit een edict op het stuk van de jacht, van den jare 1613, waarin wij lezen:
‘Ende om datter dagelycks verscheyden clachten vallen, ter oorzake vande duyf-coten, wy hebben verboden dat niemant duyf-coten oft velt-cladden en houwe, ten zy hy dry bunderen winnende lands ter vooren hebbe, in eygendom, oft in hueringhe, op pene van te verbeuren veertigh ceur-realen, met alle de duyven, ende dat het duyf cot sal afgebroken ende te niet ghedaen worden, ten ware dat hy door immemoreale possessie recht verkregen hadde voor een duyf-cot te stellen, hoe wel hy niet en hadde de voors. quantiteyt van winnende landen, oft dat hy van ons, oft van onze Commisen daer toe consent verkreghen hadde, al sonder prejudicie vande statuten ende costuymen der plaetsen, die daer toe meer landts verheysschen, de welcke wy niet en verstaen te verminderen.’