Schilders-avontuur.
Als het schoone jaargetij daar is, snellen onze landschapschilders de wijde natuur in, en terwijl deze zich nederslaat in onze Calmpthoutsche duinen en heide, of verder op in onze Kempen, stroomt gene naar de schilderachtige Ardennen, naar het prachtige Zwitserland of Schwartzwald, en zelfs naar het ijzige Noorden.
Eens de portefeuille met schetsen verrijkt, keeren onze vrienden terug, om, in de stilte van het atelier, bruisende watervallen, ruischende bosschen, schaduwrijke dreven, prachtige vergezichten op het doek te tooveren.
Studies maken naar de natuur, zoo als de kunstenaar zegt, is een der meest geliefkoosde uitspanningen, die er kunnen worden uitgedacht. Onder het dampen van een pijpje, in een stil en afgelegen hoekske werken, met een schoonen horizon in de dieple, eene majestueuse groep boomen, een watermolen of watervlak op eenigen afstand; niets hooren dan het zachte gewuif der blaêren, het gonzen van een insekt of het zingen der vogels - ziedaar inderdaad een onbeschrijfelijk genot.
De stilte is dus zoo volledig mogelijk. Soms echter komt er publiek. Een kleine koewachter of een boerenmeisje; het laatste met de groenbussel of korenschoof op het hoofd, blijft slechts een oogenblik stil staan en zet dan haren weg voort; doch de kleine koewachter is een trouwer makker. Daarbij hij heeft tijd en misschien wel eene kleine tingeling van onderzoek of kunstgevoel in de ziel.
Hij laat dan ook zijne koeien en schapen aan Gods genade over en nadert den schilder. In den beginne blijft hij op eerbiedigen afstand, doch allengs nadert hij en als de kunstenaar eens opziet, hem eens toelacht of toeknikt, sluipt hij dichterbij, om, in den aanvang, een schuinschen oogslag op het bemorste doek te werpen.
Allengs wordt hij stouter en ziet de langzame wording van water, boomen, molen en hemel en kan maar niet begrijpen dat het kleiue borsteltje zoo'n tooverkracht heeft.
De knaap legt zich op den buik neêr, plant de ellebogen in het zand, laat de kin op de beide palmen rusten en staart met strakken blik op het doek, het palet en het penseel. Wie weet wat er in het gemoed van den kleinen koewachter omgaat! Wie weet wat hij hoopt en droomt!
Niet altijd is het publiek voor den schilder zoo rustig, zoo kalm, zoo gedienstig, want na verloop van eenige uren is de knaap de gedienstige geest van den kunstenaar. Ginder achter dat schutsel staan zijne koeien te gapen en te bulken, en wachten het oogenblik af om stalwaarts te keeren.
't Is een warme dag geweest; het vee is, hoe kalm en rentenierachtig het anders ook zij, vandaag tamelijk driftig, vooral het jonge goedje, en als eindelijk de wachter den slagboom der weide opent, stormt het vee, dartel en wild, den weg op. Ja, 't is als een inval van barbaren!
Het schilders-avontuur, dat onze print voorstelt, is voortreffelijk weêrgegeven. De kunstenaar redt zijne schets en kloutert snel op het plankenschutsel. De dartele kalveren - de jeugd is altijd zoo - loopen zijn schilderstoel, zijn ezel, zijn breeden paraplu omverre en zullen waarschijnlijk, binnen een oogenblik, hunne pooten overmoedig op het palet met kleuren en in den schilderbak zetten.
De statige oudjes komen achter op, doch schijnen zich om den moedwil der jeugd niet te bekommeren, en de koewachter, die in den loop van den dag het schilderwerk zoo bewonderd had, is te verre achteruit om hulp te verleenen.
Niet altijd zijn echter de kalveren zoo onhebbelijk; wel integendeel. Meestal gaan zij den wonderman, die zoo'n bedriegelijk gras en boomen weet te maken, kalm en onverschillig voorbij en hebben zelfs geen oogslag voor hem en zijn werk.
Wijt het hun niet: er zijn in de wereld zooveel menschen, die opzichtens de kunst, handelen als kalveren.