Adam Warner en zijne dochter.
Uit Lytton Bulwer's werk ‘de laatste der barons’ heeft de schilder Wyburt twee figuren getrokken, die ons hier in teekening worden weêrgegeven, en, men moet het bekennen, op eene recht treffende manier.
Adam Warner was een edelman van goeden huize, die gansch zijne fo tuin aan wetenschappelijke proefnemingen had opgeofferd, Warner was een bekwaam werktuigkundige, een knap wiskunstenaar; doch de buren hielden hem voor eene soort van toovenaar en spaarden hem hunne aanvallen niet.
Na vijfentwintig jaar onafgebroken gewerkt te hebben, voltooide Warner eene stoommachine, doch zijn arbeid werd niet beseft, werd niet begrepen. Het huishoudelijk gebrek, voortspruitende uit Warner's geestdrift voor alles wat de wetenschap betrof, werd gedeeld door zijne lieftallige dochter, welke dag en nacht arbeidde om in 's vaders behoefte te voorzien.
Hard schijnt het inderdaad, dat hij de armzalige opbrengst van haar naaldwerk besteedde tot het aankoopen van een diamant, waarin volgens de denkwijze van dien tijd, alle macht opgesloten lag tot het ontdekken van bovennatuurlijke wetenschappen.
Toen, eenigen tijd later, het model-werktuig, door eene onverwachte ontploffing vernield werd, waardoor tevens het leven van koning Eduard IV en dat van den hertog van Glowcester, die de bewegingen van het werktuig nagingen, in gevaar werd gebracht, vinden wij Adam Warner als scheikundige in dienst van het hof.
De nieuwe toestand, gevoegd bij het smartelijk vaarwel dat hij aan zijne geliefkoosde proefnemingen moest geven, en welke laatste hij echter op onomstootbare grondslagen gevestigd wist, deden hem onder eene diepe neêrslachtigheid gebukt gaan.
Op een dier oogenblikken ontvangt hij het bezoek zijner dochter, welke in dienst getreden is bij eene der hofdames, en die een zachte balsem op de wonde zijns harten leggen komt.