De straf van Tantalus.
In onzen voorgaanden jaargang deelden wij eene gravuur meê, elk zijn deel, van den schotschen schilder Tyfe; de schilder Rotta levert ons iets dergelijks en wij moeten bekennen, in uitdrukking, geestiger dan de schotsche kunstenaar. Hoe plagend, vinnig en geestig is het wezen van dien kleinen, dikken jongen, die zijne pap eet en den dikken, smeekenden hond, een der brokken laat zien! Dat is wel de straf van Tantalus, van dien veroordeelde, wien de schoonste vruchten en het water tot aan de lippen kwamen, zonder dat hij ze mocht inzwelgen. Het goede dier heeft echter de straf niet verdiend, en die kleine bengel moet een steenen hart hebben, om aan zoo'n droef, smeekend oog te weerstaan.
Maar neen, de kleine is te zeer gehecht aan zijn trouwen speelmakker; straks, als hij hem den schotel geeft, om dien schoon te lekken, zal hij er tot vergoeding voor het wachten, gewis een paar lekkere brokjes in laten.