Newton en het zonnelicht.
Isaac Newton werd te Woolsthorpe, in het graafschap Lincoln, op Kersdag 1642, en uit een adellijk geslacht, geboren. Ware Newton enkel van adel geweest, hij zou reeds lang vergeten zijn; gelukkig voor hem heeft hij zich een wetenschappelijken naam verworven, die eeuwig zal blijven voortleven.
Om van geene andere vindingen in de natuurkunde te gewagen, bespreken wij hier, naar aanleiding onzer gravuur, Newton's onderzoekingen van het zonnelicht. Door middel van een driekantig stuk glas waarmêe kinderen speelden, ontdekte hij de samenstelling en de kleuren des zonnelichts. Wetenschappelijk stelde de jonge geleerde vast, dat het licht niet uit ééne kleur, maar uit een groote verscheidenheid van kleuren bestond.
Door de snelheid des lichts kan ons oog die kleuren niet onderscheiden, tenzij het prisma of kantglas de stralen komt breken en dus de snelheid verminderen. Wil men die bewerking doen, men make eene kamer zeer donker en late slechts eene opening van een duim wijdte, in eene der vensters, op welke, natuurlijk, het zonlicht valt.
Indien de muur, die tegenover het venster staat niet wit is, plaatse men er een wit scherm. Voor de kleine opening wordt het prisma of kantglas gezet. Is dit met den brekenden hoek naar boven geplaatst, dan verschijnt het spectrum, zoo als men dit noemt, op het benedengedeelte van het scherm; staat het integendeel met den brekenden hoek naar beneden, dan verschijnt het spectrum aan het bovengedeelte.
Het spectrum is veel langer dan de opening in het venster; het vertoont de kleuren der gebrokene stralen, en als wij van boven af beginnen, merken wij op, rood, oranje, geel, groen, blauw, donkerblauw en violet. Het zijn dezelfde kleuren en hare aangename en wonderbare versmelting die wij in den regenboog opmerken; verscheen het spectrum, prismabeeld of zonnespook aan het bovengedeelte der scherm, ten gevolge der verplaatsing van het kantglas, dan zou men de kleuren in eene tegenovergestelde orde waarnemen.
Uit die onderzoeking, door Newton in het leven geroepen, leeren wij, dat het witte licht, of liever het gewone daglicht uit zeven verschillende kleuren is saamgesteld.
Verder over dit punt uitweiden zou ons onduidelijk doen worden. Om hierin duidelijk te blijven, zou onze tekst met de noodige teekeningen moeten vergezeld gaan.
Nog een woord over Newton zelf: Fontenelle zegt van hem, dat hij middelmatig van gestalte en in het laatst van zijn leven eenigzins diklijvig was. Hij had een levendig en doordringend oog, en was aangenaam en tevens eerbiedwekkend van uiterlijk. Zijn karakter was zacht en eene groote liefde tot rust overheerschte in hem. In zijn omgang was hij eenvoudig en wist zich op ieders verstandelijke hoogte te plaatsen.
‘Ik weet niet,’ zegde hij nederig, wanneer men hem over zijne schoone ontdekkingen sprak, ‘wat de wereld over mijne werkzaamheden zal denken; maar wat mij betreft, mij dunkt dat ik niets meer geweest ben dan een kind, hetwelk op den boord der zee speelt en dat nu eens een steentje vindt meer gepolijst, dan eens eene schelp meer gevarieerd dan een ander, terwijl de onmeetlijke oceaan der waarheid zich, ondoorzocht, voor mij uitstrekte.’
Groote en eeuwige waarheid, die toont hoe nietig klein de trotsche mensch is!