Het gunstige oogenblik.
Kent ge in kapitein Marryat's Japhet het gevecht der apothekersjongens? 't Is een der pleizierigste tafereelen, die de humoristische engelsche kapitein verteld heeft, en ofschoon het jaren geleden is, dat wij die bladzijden lazen, dunkt ons nog de medecijnfleschjes en zalfpotjes te zien vliegen, en te hooren hoe zij kletterend aan stukken vlogen.
Wij herinnerden ons dat tooneel, toen wij Paulsen's günstiger Moment zur Rache door de gravuur weêrgegeven zagen - den laffen aanval van den schoenmakersjongen, tegen zijnen collega van tegenover de deur gericht.
Hier echter, men ziet het, is een laag gevoel in het spel. Neen, de aanvaller is geen flinke, ronde, loyale tegenstander; 't is integendeel wat men een gluipert, een ‘falsaris’ noemt; een, die wetende dat zijne tegenpartij sterk is, het gunstige oogenblik afwacht, dat deze machteloos tegenover hem staat.
Dagen lang heeft hij als op de loer gelegen, maar de sterke kneukels, de krachtige lichaamsbouw, zegden hem gedurig: ‘jongen, pas op voor uw ribben en voor uw ooren!’ Nu echter is het gunstige oogenblik gekomen. Geladen als een muilezel komt de tegenpartij van de markt terug; niet alleen heeft hij de twee handen vol, maar zelfs het schootsvel steekt vol verschillende keukenvoorwerpen.
Gunstig oogenblik, zeggen wij; de gluipert met eenige paren gelapte schoenen gewapend, valt hem aan en terwijl hij zijne tegenpartij de vuist, als een klauw, in de haren slaat, geesselt hij haar met zijne schoenzolen duchtig af. Wat er in de jagende harten der twee jongens omgaat, staat duidelijk op de wezenstrekken afgeteekend.
Dunkt u niet, dat ge den afgetakelde hoort roepen: ‘gij, ongeguillotineerde spitsboef!’ doch dat gij tevens het ongenadig geklop der schoenzolen rond de ooren hoort, terwijl de aangevallene, alleen door een gevoel van plicht, weêrhouden wordt dat hij hem het bruisend bier niet over de ooren en in de oogen giet.
Laf is de aanval, ja; doch gaat het in het leven der volwassenen wel rechtvaardiger, wel edeler, wel loyaler? Hoevelen wreken zich op hunne tegenpartij, als dezer handen, door onvoorziene omstandigheden, door eer en plichtgevoel, gebonden zijn? Wat in de kinderwereld gebeurt, gebeurt zelfs in de wereld der diplomaten en koningen. Daar is het zelfs het toppunt van behendigheid en slimheid, als men zijne tegenpartij kan verrassen en verschalken.
Die zulke daden plegen, brengen eene reeks rampen en plagen in de samenleving; want even als de mishandelde schoenmakersleerling op zijne beurt den aanvaller duchtig straffen zal, gaat deze nieuwe listen en strikken spannen, en zoo wordt het kwaad eene lange ketting, die, van geslacht tot geslacht, zich ontrolt. Komaan, heeren gekroonden, hebt minder schoenlapperswraak, en het zal beter gaan in de wereld!