Dat waren de wimpels geworden, die de voorzitter tot sieraad aan diezelfde balken had doen vastmaken.
Vierkant in het rond waren drie rijen kippen, even als vleêrmuizen, met de vleugels tegen den houten wand genageld. Elke rij had een en dezelfde kleur en de drie rijen vormden de nationale kleuren - daarin waren de draperiën en bloemkransen veranderd - en juist boven den zetel des voorzitters liepen die drie rijen in elkaar en vormden daar eene trophee van varkens- en ossenstaarten, geitenhorens en bokkenbaarden, even kunstig gemaakt als de wapentropheën, die Mr. Burtel eens zag in den Tower te Londen. In het midden - de plaats waar gisteren nog eene lieve Ceres pronkte - verscheen, en dit juist boven den zetel des voorzitters - een groote ezelskop, met gouden bril.....
‘Sierlijk, niet waar?’ zegde Hein. ‘Dat heb ik gedaan.’
Mr. Burtel huiverde over al zijne ledematen Rechts en links, ter langs door de zaal, waar tafels stonden, waren nu de ossen geplaatst, die voor schragen dienden en op hunnen rug de tafelbladen droegen, op welke de granen, planten, bloemen en vruchten moesten worden neêrgelegd, maar, ach! het koorn was in kiezelzand veranderd, de planten waren als andijviesalade gekerfd, in de vruchten hadden groote wespen haar nest gemaakt en de bloemen lagen in groote schotels te koken.
straat-locomotief wagens trekkende.
straat-locomotief kanonstukken vervoerende.
‘Dat zal heel lekker zijn,’ had Hein gezegd.
En toen Mr. Burtel in den zetel, daar onder den gebrilden ezelskop, plaats nam, om het kongres te presideeren; toen de kongresleden op de amphitheatersgewijze geplaatste groene banken gezeten Waren, en de voorzitter daar al wat er beroemd is in het vak van land- en tuinbouwkunde, toen hij zelfs daar den minister voor zich zag, was hij diep ontroerd.
Met eene bevende hand tastte hij in zijnen binnenzak, en - het koude zweet liep hem orer de wangen! - hij had zijne openingsrede vergeten..... Goddank! daar voelt hij iets, diep, onder in den zak!.... Helaas, hij brengt zijne witte slaapmuts te voorschijn, en gansch de vergadering lacht en applaudisseert.
Nu komt Hein plotseling naast den voorzitter staan.
‘’t Geeft niets, Mijnheeren,’ zegt hij, ‘dat mijn achtbare oom zijne geschreven redevoering vergeten heeft; 't geeft niets, ik zal de openingsrede wel voor de vuist uitspreken!’ woorden, die een onbeschrijfelijken geestdrift in de vergadering deden ontstaan.
Hein zette de witte slaapmuts op en al de leden een dergelijk kapsel te voorschijn halende, volgden zijn voorbeeld. Driemaal deed Hein hm, hm, hm! en sprak daarna: ‘Geleerde heeren en geachte toehoorders, uit alle hoeken der wereld bijeen gesneld, om dit beroemd congres met uwe hooge tegenwoordigheid te vereeren, op hetwelk over de onbegrepen wonderen des aardskloots, met dat onfeilbaar talent u door Hooger ingegeven, zal gesproken worden...’
‘Wat verhevene, diep doordachte taal!’ dacht Mr. Burtel. ‘Ja, zoo zou ik ook gesproken hebben!’
Maar hoe de door en door knappe man ook luisterde, hij hoorde geene sylbe meer. Hij zette de open hand aan het oor, maar niets - niets. Toch sprak Hein, want de minister knikte van tijd tot tijd en al de congresleden zaten denkend, met hangende onderlip en de kin door duim en wijsvinger ondersteund, te luisteren. Mr. Burtel, al hoorde hij niets, zelfs geen gemompel, knikte denkend bij al het gebaarden maken van Hein.
Eindelijk boog Mr. Burtel zich tot zijnen buurman en fluisterde:
‘Waarover spreekt hij?’
‘Over een pantalon.... Zeer belangrijk, diep geleerd.’
‘Wat? Spreekt hij over mijn saffraankleurigen pantalon? Maar dat staat niet op het programma!’
‘Zeer zeker. Zie slechts.’ En het stond er, ja in roode letters.
Eensklaps hoort Mr. Burtel weêr.
‘O, 't zijn heerlijke tonen,’ roept Hein in vervoering uit, ‘’t zijn heerlijke melodieën als men op den pantalon slaat...’
‘Maar dat is afschuwelijk,’ onderbreekt Mr. Burtel, en hij verbergt zooveel mogelijk zijn besmeurden saffraankleurigen pantalon onder het groene tafelkleed. ‘Tot orde!’
‘Tot orde?’ zegt Hein satanisch lachend en wuift met zijnen sikkebaard langs Mr. Burtel's aangezicht. ‘Tot orde? Mr. Burtel, door en door knap man, denkt ge dat ons wereldberoemd kongres zich met uw vuilen saffraankleurigen pantalon bezig houdt, dien gij zoo zorgvuldig onder de tafel verbergt?..’
En al de congresleden stonden recht, gingen zelfs op de teenen staan, om den saffraankleurigen pantalon van Mr. Burtel te zien.
(Wordt vervolgd.)