Merkwaardig schermersfeest te Mechelen.
Onze voortreffelijke vriend en medewerker, de heer G.J.J. van Melckebeke, geeft eene brochuur in het licht, die onder zijne merkwaardige historische uitgaven, eene verdienstelijke plaats bekleedt. Dit werkje is getiteld de St. Lambrechts- of Schermersgilde te Mechelen en bevat een aantal wetenswaardige documenten, welke al te weinig bekend zijn.
De Mechelsche Schermersgilde komt, voor de eerste maal, in de stadsrekeningen van het jaar 1504 voor. In den aanvang van haar bestaan was het getal der gildebroeders op 28, in 1566 werd dit op 40 bepaald, bij welk getal een zeker getal ‘adelborsten’ gevoegd werden.
De Schermers droegen het rapier, en eenige van de broeders waren met hellebaarden gewapend, hetwelk hen ook wel den naam van helle-bardiers deed geven; nog anderen hadden musketten of vuurroeren. Evenals de andere gilden, zegt de schrijver, stonden de Schermers ten dienste der stad en jaarlijks ontvingen zij, van wege het bestuur, vijf gulden voor laken- of tabbaardgeld.
De tabbaard was van zwart laken ‘met swert zatijn gevoedert, voorsien op de mauwen met twee silvere gaut vergulde parueren met de wapens der gilde.’ Alzoo gekleed verschenen de Schermers in alle ‘processiën, lycken, kerckganghen, inhaelingen soo van bisschoppen als prinsen, camervergaderinghen tot het kiezen van officieren en op sulcken ordre als hun van de hooftmans sal worden gecommandeert.’
De Gilde stond onder bevel van den opperhoofdman en een onderhoofdman; verder telde men vier dekens, vier sergeanten, een koning, een vaandeldrager of alpheris, een schermmeester, een kapelaan, twee kapelmeesters, den zot of volgens sommigen den wijze, eenen knaap, twee kaarsdragers, trommelslagers en fluitspelers.
De opperhoofdman moest, om tot die waardigheid verheven te worden, tot een der voornaamste familiën der stad behooren en roomsch-katholiek zijn. Hij genoot vrijdom van alle belastingen, zooals op wijn, bier en andere schattingen, en jaarlijks ontving hij daarenboven veertig gulden voor tabbaartlaken en drie gulden voor het hoofdmanshoedje.
Den onderhoofdman was minder voorrecht toegelegd: deze genoot slechts vrijdom van zesendertig stuivers op twee ton bier, en men gaf hem acht stuivers voor handschoengeld, even als den vaandeldrager; doch beiden moesten, voor de eer der benoeming, al den wijn betalen die de Schermers, op den dag der keuze, dronken, terwijl de vaandrig een nieuw vaandel gaf en een zilveren schakel aan de ketting, die den knaap der Gilde droeg.
Van Melckebeke deelt een authentiek stuk meê omtrent de inhaling van de hoofdliê en den vaandrig, en volgens dit stuk te oordeelen, geschiedde zulks met eene gansch bijzondere plechtigheid, en na eenen, bij reglement bepaalden optocht, waarna de schouteth of de oudste dienstdoende burgemeester, den gekozene bekleedde met de hooge waardigheid ‘op dat ghy de selfve soud voeren volgens uwen Eedt, tot bescherminghe van de heylighe Catholieke ende Roomsche Religie, ten