Wonderen in de natuur.
De Koeboom.
De schepping is een eindeloos boek van wonderen en wij willen van tijd tot tijd gaarne een enkel blad uit hetzelve spellen. Voorzeker, wij moeten niet naar de vreemde landen gaan, om wonderen in de natuur op te sporen: bij iedere schrede ontmoeten wij er ook hier; doch, dewijl wij aan deze meer gewoon zijn, ten minste uiterlijk, treffen zij ons minder.
Wat indruk maakt het echter op ons, als wij lezen van eenen melkgevenden boom? Gij glimlacht? Laat ons Humboldt's reizen in Amerika en Azië nagaan en luisteren wat die geleerde verhaalt. Bij den terugkeer van Porto Cabello naar de dalen van Aragua ‘hielden de reizigers eenigen tijd stil op de plantagie Barbula, met het doel om een merkwaardigen boom in oogenschouw te nemen, welks sap, naar luid van het verhaal aan Humboldt gedaan, eene zeer voedzame melk moest zijn.
‘De bedoelde boom,’ gaat de reisbeschrijver voort, ‘werd koeboom genoemd; men verzekerde hem, dat de negers der plantagie, die deze melk gewoonlijk nuttigden, haar beschouwden als een zeer gezond voedsel. Dewijl al de bekende melksappen van planten scherp en bitter zijn, en meer of minder giftstof bevatten, kwam deze opgaaf aan Humboldt zeer verdacht voor; bij nader onderzoek bleek het echter, dat men de eigenschappen van den palo de vaca volstrekt niet overdreven had.’
De reiziger zegt dat de boom iets heeft in den vorm van den amerikaanschen appelboom; zijne bladen zijn langwerpig, spits toeloopend en taai, en ongeveer tien duim lang. De vrucht heeft weinig vleesch en eene, en ook wel eens, twee noten.
Waaneer men in de schors van den boom snijdt, loopt er eene geleiachtige stof uit, letterlijk dikke melk; deze is zoet van smaak en heeft een aangenamen reuk. Humboldt dronk 's morgens en 's avonds van deze melk, zonder iets onaangenaams of nadeeligs aan zijne gezondheid te bespeuren. Alleen het geleiachtige, het plekkerige dezer melk was niet aantrekkelijk.
De negers en vrije arbeiders doopten er hun maïs- of manioc-brood in, en zij waren, tijdens het saizoen dat de koeboom het meeste melk gaf, ook het welvarendste. Wordt deze melk in kuip- of vaatwerk aan de lucht blootgesteld, dan komt er eene gele vlies op, die aan kaasstof doet denken. De melk wordt dik en rekbaar, na vijf of zes dagen zuur van smaak en bederft alsdan. Houdt men haar in eene flesch gesloten dan verliest zij haar aangenamen geur niet.
‘Het schijnt,’ zegt de reiziger, ‘dat deze buitengewone boom in den eigenlijken zin te huis hoort op de kust Cordilleras en wel bepaaldelijk tusschen Barbula en het meer van Maracaybo. In het dal Caucagna, drie dagreizen ten oosten van Caracas, wordt deze boom door de inboorlingen arbol de lcche genoemd.
‘Naar men verhaalt, zijn zij (de inboorlingen) in staat naar de dichtheid en de kleur van de loofkroon te oordeelen, welke boomen de meeste melk zullen geven, op gelijke wijze als men uit eene geheele drift, de beste melkkoeien aan uiterlijke teekenen van de minder goeden onderkent. Onder al de merkwaardige voorwerpen, welke ik op mijne reizen heb aanschouwd,’ zegt Humboldt, ‘heb ik er zeer weinigen onder de oogen gehad, die een zoo levendigen indruk op mijn gemoed hebben gemaakt als de koe- of melkboom.’
Wij begrijpen dat de reiziger met verbazing voor dien wonderboom stond. Melk doet ons altijd aan een dierlijk voortbrengsel denken, en hier integendeel wordt het ons mild door het plantenrijk gegeven! ‘Geene indrukwekkende schaduwen van uitgestrekte wouden zijn het alsdan,’ zegt Humboldt, ‘die ons gemoed met verbazing vervullen, noch het aanschouwen van een majestueuzen stroom of reusachtige bergen, in een eeuwigdurend sneeuw- en ijskleed gehuld; slechts enkele druppelen melksap herinneren ons de Almacht, en de bewonderenswaardige vruchtbaarheid der natuur.
‘Aan de dorre helling verheft zich een boom, welks bladeren dor en taai zijn. Zijne zwarte wortelen kunnen slechts langzaam en bezwaarlijk in het harde gesteente doordringen. Gedurende verscheidene maanden wordt zijn loof door geen enkelen regendruppel verkwikt; zijne takken schijnen geheel dor en verdroogd.
Boort men echter eene opening in den stam, dan vloeit er eene ruime hoeveelheid melk uit de dorre schors. Bij zonne-opgang stroomt deze planten-bron het ruimste. Dan ziet men aan alle zijden negers en inboorlingen naderen met schalen in de hand, om de melk te verzamelen, welke eene hooggele kleur heeft en aan de oppervlakte spoedig dik wordt.
Sommigen ledigen hunne drinkschalen in de nabijheid der plek, waar zij den voedzamen drank hebben verzameld; anderen spoeden zich met een ruimer voorraad van daar, om er hunne kinderen meè te spijzigen. Men ziet als het ware het huisgezin eens herders, die de melk zijner kudde onder de zijnen verdeelt.’
De bewoners dier warme luchtstreek zijn vadsig en traag, en inderdaad de natuur die daar zoo gemakkelijk en zoo lichtvaardig voortbrengt, begunstigt die zorgeloosheid. Mungo Park deed ons den boterham van Bambura kennen; de pisang, de sagoboom, de mauritiën aan de Orinoco zijn broodboomen, gelijk de rima der Zuidzee.
De vrucht der orescentia en lecythis worden tot schaal- en vaatwerk gebruikt; de bloem en de schors der palmboomen geven mutsen en kleêren zonder naad; bamboesstammen doorgezaagd zijn ladders of leeren; van diezelfde stammen wordt gemakkelijk alle huisraad, stoelen, bedden en wat dies meer gemaakt.