O, het is stellig, 't is een mekanieke ezel, en wiens loopwerk moet opgewonden worden..... Ik grijp naar den staart om die opwinderij te beginnen, doch ik word met een grijnzend iha, op eenige stappen ver in het duin geslingerd en mijne twee lange beenen - het ondichterlijkste wat een mensch bezit - spelen een oogenblik als twee molenwieken in de lucht.
Ik heb me dus bedrogen; neen, die ezel leeft; maar noch geweld, noch beleefde toespraak, noch hartroerende redevoering kunnen hem doen besluiten te gaan: hij staat en blijft staan.
Wat aanvangen? Ik leg me heel eenvoudig in het zand neêr, in afwachting dat de karavane terug komt.
Ik beklaag het mij niet: het zand is lekker en zacht, een koel en frisch windje streelt het duin, ruischend is de zee, rustig de omtrek, heerlijk de vlakte.
Met den linkerarm over het voorhoofd gebogen, om mij ietwat tegen het zonneke te vrijwaren, staar ik voor mij uit.
Allengs krijgt mijn ezel eene gansch andere dan eene ezelsgestalte, mij dunkt, hij zet zich voor mij op het duin, gelijk gij of ik in een leuningstoel zoudt plaats nemen
't Wordt zoo omtrent een oud en grijs procureur, in een grijzen kamerrok gedraaid, met eene grieksche muts op, waarop eene stijve veêr staat.
Het oog is door dikke, grauwe wenkbrauwen beschaduwd, en als hij de lip optrekt om te lachen, laat hij twee groote snijtanden zien, om een engelsche lord afgunstig te maken.
- Amuseert gij u te Blankenberghe? vroeg mij de procureur, op de eene leuning van zijnen stoel gebogen.
- Voortreffelijk.
- Een bewijs dat gij geen zieke zijt.
- Goddank, neen!
- Och, zieken komen hier ook eigenlijk niet; men gaat immers naar eene badplaats om zich ziek te maken?
- Somtijds wel.
- Zoo zijn de menschen! Zij laten niets in hunne wezenlijke bestemming: wat goed is voor de gezondheid, wordt zoo misbruikt dat het een nadeel wordt.
- Maar ik zie niet dat te Blankenberghe, een zoo groot misbruik van het leven wordt gemaakt, Mijnheer de procureur, of hoe ik u noemen moet!
- Tot nu toe niet; neen, zeker niet! Het gaat hier nog zeer eenvoudig toe; vergeleken met andere badplaatsen, zeg ik zelfs patriarchaal.
- Hoe weet gij dat van andere steden?
- Dat hoor ik van de badgasten op het strand. Voor eenige dagen zijn er nog een paar heeren en dames, 't waren duitsche Joden, opgebroken, omdat zij het hier dood vervelend vonden en zij gingen liever hunne tenten te Oostende opslaan.
- En weet gij ook waarom?
- Drommels, dat is zeer eenvoudig! Er is hier te Blankenberghe nog geen zwerm van aardige, gedruischmakende dames, prachtige klampvogels, die er jaarlijks neêrslaan, om de barons en de voor barons spelende kantoorklerken, te plukken. Maar ook is onze badplaats, in de oogen der progressisten, nog een verachterd ding, waar vooral de versleten adel, de priester en de stevige burger komt huishouden. De zoogezegde beschaving is, volgens den vooruitgang van onzen tijd, nog niet gearriveerd. Die wordt ons aangebracht in de valsche chignons van zekere hertoginnen de contrebande!... en de grijze procureur trok de bovenlip op en glimlachte.
- Wel bedankt voor die beschaving!
- Gij zijt geen progressist, gelijk.....
- Gelijk de dikke worm, met zijn echo misschien?
- Ha, gij kent hem?
- Dat moet een bol zijn met eene overgroote macht van verstand?
- Hebt gij ooit het boek Grandeur et Décadence de Joseph Prudhomme gelezen?
- Zonder twijfel.
- Gij ziet in den dikken worm, den Joseph Prudhomme van onzen tijd in persoon. Het is de rijk geworden kruidenier of koopman in smeerkaarsen, en die nu een kolossalen afkeer aan den dag legt voor alle smeerkaarserij: hij noemt zich gewezen koopman. In politiek zoekt, hij zijne denkwijze in zijn echo, en leest ook nooit een ander blad, om niet in zijne denkwijze te moeten wankelen. Zoo doende gaat hij door voor een man uit één stuk. Natuurlijk is hij voor alles wat hel blinkt en voor al wat hol klinkt - zooals de woorden ‘vooruitgang’ - ‘beschaving’ - ‘nationaliteit’ - ‘vrijheid’, hetgeen niet belet dat hij, namens die zelfde vrijheid, al de papen zoo als hij den priester gaarne aanduidt, zou willen zien ophangen en hen nog den strop en de doodkist zelf doen betalen.
- Ik ken die soort van vrijheidsvrienden, procureur!
- Hunne zedelijkheid is die van Tartuffe...
- Laat ons liever dat teere punt maar niet aanraken....
- 't Zij zoo! Uit zucht om iets te zijn, om, zal ik zeggen zijn pronk-appelig hoofd ten minste op deze of gene manier boven anderen uit te steken, liet hij zich in een zilveren hansworstenpak steken en op een soort van houten paard zetten; hij werd majoor of kolonel der burgerwacht, welke tot alles dient behalve tot wacht van de bnrgers, maar veeleer tot hunne onrust. In die hoedanigheid denkt hij het kruis van eer verdiend te hebben, en dat kruis, hetwelk maar niet komen wil, zal le plus beau jour de sa vie zijn? 't Zal echter komen, want dergelijke steunpilaren van den tempel des vaderlands, staan in ons landeke, hoog aangeschreven bij de ministers.....
‘- Gij zijt een grondig menschenkenner, procureur!’
‘- Daarom weet ik ook dat gij een soort van filosoof zijt, die al hekelt wat u niet aan staat, en de wereld als een handschoen zoudt willen omkeeren. Maar dat is eene gekke pretentie van uwentwege, want de filosofen bekeeren niemand, zelfs hun eigen persoontje niet Het gekke wereldje is nu eens zoo gemaakt, en het moet nu ook maar zoo versleten worden.