en haren bijstand af te smeeken. Even als nu voor Lourdes, vormden zich, jaren geleden, broederschappen in verschillende steden van Belgjë, om, op gegeven oogenblikken, naar Hal ter beêvaart te gaan - eene gewoonte die nog voortleeft.
Wilt gij weten, welke, wonderkracht men daar aan de Moeder Gods toeschrijft? De schriften daaromtrent ontbreken niet. Een dezer is zelf geteekend door een beroemden naam, door Justus Lipsius, die onder ander meldt, dat de H. Maagd herhaalde malen de stad zou beschermd hebben, waar haar beeld bewaard werd. Ter herinnering aan dit feit worden in de kerk van Hal een aantal kogels bewaard, die, gedurende een beleg, Maria zelf in haren schoot opving.
Meer dan eens werd Hal inderdaad belegerd, onder ander in 1489 en 1581, en tot in 1677 was het stadje met muren en grachten omringd.
De kerk, die zich zoo prachtig boven het stadje verheft, werd in 1341 begonnen en in 1409 voltooid; zij is een der schoonste in ogivalen stijl, welke België bezit en werd door de hertogen van Braband en de graven van Henegouwen bekostigd. Het inwendige van het koor, is allerprachtigst en kunstrijk in den vollen zin des woords.
De O.L.V. kerk van Hal bevat vele schatten, haar door de vorsten van den lande beurtelings geschonken. Dit overigens is ook het geval met de beêvaartplaats Scherpenheuvel. Onder de wetenswaardigheden te Hal, telt men den bronzen doopvont, dagteekenend van 1444 of 1449 - een meesterstuk van fijnheid en sierlijkheid van werk.
Andere bijzonderheden doen zich in die kerk opmerken: de graftombe van den oudsten zoon van Lodewijk XI, die te Genappe gevlucht zijnde, aldaar stierf; het wel wat zonderlinge opschrift, door hetwelk Justus Lipsius zijne pen aan O.L.V. van Hal toewijdt. Ook had hij zijn toga van hoogleeraar te Leuven aan de kerk geschonken: doch dewijl de kerk met dit eerekleed niets wist aan te vangen, kocht een collega van Lipsius hetzelve en werd de opbrengst hiervan aan godvruchtige werken besteed.
Van waar komt nu den naam ‘Hal?’ Men wil dat die plaats, vele eeuwen geleden, tot stapelplaats, tot hal diende voor de goederen, die van Braband in Henegouwen, en omgekeerd, werden gevoerd, hetgeen het daarstellen eener hal noodzakelijk had gemaakt. In hoeverre die naamafleiding waarheid bevat, zullen wij niet beslissen; echter komt zij ons zeer waarschijnlijk voor.
De teekening, welke de heer Puttaert van het stadje levert, is inderdaad zeer schilderachtig. De kerk lost zich in de avondzon, wier laatste gloed de wolken, de geveltoppen en de hooge vensters der kerk verguldt en doet tintelen, prachtig op; het water, waarin het tempelgebouw zich flauw weêrspiegelt, het hooge geboomte links, de weiden rechts, dragen veel tot het dichterlijke dezer teekening bij.