en zijne bevolking beloopt gewis geen millioen: er liggen in die schilderachtige streek 22 steden, 36 dorpen en 3150 gehuchten. Het 2/6 der oppervlakte des lands is met bergen bezet, welke men als de aaneenschakeling der zwitsersche gebergten mag aanzien.
Even als daar, zijn de toppen der bergen met eene eeuwige sneeuwkroon bedekt, door onmeetlijke afgronden van elkander gescheiden, in welke, zegt een schrijver, met een donderend gedruisch de watervallen neerstorten. De hoogste berg is de Ortel, welke volgens deze 12.200, en volgens anderen, 14.416 voet (weener maat), boven de oppervlakte der zee verheven is. De gemsenjager Joseph Pichler was de eerste die, in 1804, den top bereikte, doch hij kon er met zijne gezellen slechts vier minuten vertoeven.
Rondom dien top verheffen zich andere bergen met eeuwenheugend sneeuw bedekt. Naarmate men de gietchers nadert, sterft het plantenleven weg, om eindelijk op zekere punten geheel op te houden. Daar staat men in eene onafzienbare sneeuw- en ijswoestijn, waar niets op schiet, geen graspijltje zelfs.
De groepen bergen, met hunne sneeuwkruinen en ijsmantels, zijn de bronader van een aantal rivieren. De luchtgesteltenis is, in het noorden van Tyrol, en dit zelfs in den zomer, vinnig, terwijl de winter er lang en nijdig is. In het zuiden, en in het schoone jaargetij, is de hitte niet zelden drukkend.
Er waait daar een soort van sirocco, daar te lande foen geheeten, die op het menschelijk gestel niet zelden een nadeelig uitwerksel heeft, door dien hij hoofdpijn en soms brakingen doet ontstaan. Het is die heete wind, welke, op gegeven oogenblik, de sneeuw verbazend snel doet smelten, stroomen vormt en de rivieren buiten hare bedding jaagt.
Landerijen heeft Tyrol weinig; de oogst voldoet niet aan de behoeften der bewoners; men teult er koren, vlas, kemp en in eenige streken tabak; de druif, de citroen, de oranjeappel, de amandelen, de appelen groeien in het zuiden. Men kweekt in die streek paarden, geiten, schapen en ook den zijworm.
Op de bergen vindt men overvloedig wild en in den schoot derzelve metalen, salpeter, zout, marmer, albast en steenkool. De nijverheid heeft zich, in de laatste jaren, in dit land sterk gevestigd en ontwikkelt zich gedurig. Ieder Tyroler is jager; hij leeft, met zijn geweer, op de bergen. Houw en trouw is hij; gehecht aan zijn gegeven woord; onderdanig aan zijnen vorst, den keizer van Oostenrijk; geloovig katholiek, matig in leven, dapper in den strijd, als deze hem uit zijne bergen roept.
Tyrol is het bolwerk van Oostenrijk, des te sterker door den stoutmoedigen en oorlogzuchtigen geest zijner bewoners. In 1809 had de bekende opstand van Andreas Hofer plaats, en die zeer bloedig was. Reeds in 1359 kwam Tyrol bepaald onder den scepter van Oostenrijk. In 1805 werd dit land tijdelijk, door den vrede van Presburg, met Beieren vereenigd, om in 1814, gewapenderhand, door Oostenrijk terug gewonnen te worden.