De drij-torens en David Teniers.
David Teniers was de oudste zoon van een schilder van denzelfden naam, in 1649 overleden, terwijl de zoon den 15. December 1610 te Antwerpen geboren, en in de St.-Jacobskerk ten doop gehouden werd. De laatste werd schilder gelijk zijn vader en dewijl hij in denzelfden trant werkte als deze, is het ook zeer aanneemlijk, dat hij geen ander meester had dan zijn vader.
Sommigen meenen te kunnen zeggen, dat Rubens en Adriaan de Brauwer zijne meesters geweest zijn; een en ander is niet bewezen. De aanhaling van Th. van Lerius, in zijn Catalogue du Musée d'Anvers, werpt, opzichtens den laatste, gansch die stelling om: immers, de geleerde schrijver herinnert, dat de Brauwer en Teniers schier gelijktijdig in de St. Lucasgilde werden aangenomen, en het is niet redelijk te denken, dat meester en leerling daarin omtrent hetzelfde tijdstip zouden worden aangenomen.
In zijne bekroonde Levensschets van David Teniers, zegt Konstant Simillion, dat het wel aanneemlijk is te zeggen, dat Rubens, die in het huis van den ouden Teniers op vriendschappelijken voet verkeerde, hem soms met zijne opmerkingen en lessen moet vereerd hebben.
Op zijn 23e jaar trad de jonge David in de St. Lucasgilde, en op 27-jarigen leeftijd begaf hij zich in den echt met Anna Brenghel, dochter van den beroemden schilder, dien men de fluweelen Breughel noemde. De bruid was slechts 17 jaar oud. Een der getuigen was de prins der schilderschool, Petrus-Paul Rubens, die tevens de voogd der jonge bruid was.
Simillion deelt ons verder meê, dat de jonggehuwden het huis genaamd de Meerminne, in de Lange Nieuwstraat, betrokken. Het huis is thans genommerd 107, en bewoond door den heer Van der Schrieck. ‘Dit huis, zegt de schrijver, welk de beroemde fluweelen Breughel in 1604 had gekocht van Pieter Gerardi, wachtmeester, en dat hy lange jaren had bewoond, was door hem aen zyne dochter als bruidschat geschonken.
‘De afstand van dit eigendom schynt echter, voor de nieuwe eigenaers, niet vry en onbelast te zyn geschied, want op den dag der ingenottreding zelven bepandden zy hunne woning met twee renten, eene van 268 gulden en eene andere van 153 gulden’ - eene bijzonderheid die niet onaardig is als karaktertrek van den tijd.
In 1644 tot deken der St. Lucasgilde benoemd, moest Teniers reeds destijds een schitterenden naam in het vak hebben verworven. Aartshertog Leopold, gouverneur-generaal der Nederlanden, gaf hem den titel van hofschilder en van toezichter over zijne gallery van schilderijen. Tevens werd hem de waardigheid van kamerheer toegekend en eene gouden halsketen, met eene medaille waarop 's hertogs portret, vereerd.
Het eerste kind dat uit den echt met Anna Breughel geboren werd, had David Teniers den oude tot peter, en de befaamde Helena Fourment, de tweede vrouw van Rubens, tot meter. Een aantal kinderen volgde dit eerste op, en toen Teniers, omtrent 1648 en 1652 zich te Brussel, en dus meer in de schaduw van het hof, gevestigd had, werden hem in 1653 en 1655 nog twee kinderen geboren.
In 1656 stierf Anna Breughel, pas 36 jaar oud en werd in de Koudenbergh-kerk begraven.
Teniers, in de eerste dagen der maand Mei weduwnaar geworden, hertrouwde reeds in October daaropvolgende, met Isabella de Fren, dochter van den secretaris bij den raad van Braband. De bruid was 32 en Teniers destijds 46 jaren oud. Vier kinderen sproten uit dit huwelijk.
Eene bijzonderheid dient hier te worden gemeld: in 1663 zond de schilder een verzoekschrift, bij de hooge overheid in, om zijne familie in den adel te zien opgenomen worden - een bewijs, dat de hoogmoed een niet geringe rol in het leven van Teniers speelde.
‘Zes of zeven jaren vroeger, zegt Simillion, was eene dergelyke vraeg door hem gedaen geworden, doch in ruil van den betrachten adelyken titel vergde men van Teniers, dat hy het schilderen niet meer als beroep zou uitgeoefend en ook geene schilderyen meer zou verkocht hebben.’
Die voorwaarde, wel beleedigend voor den kunstenaar en de kunst, werd niet aangenomen, en het blijft een geheim hoe het later ingezonden verzoekschrift werd aangenomen. Toch denkt men dat Teniers eindelijk adelbrieven zou hebben opgevischt, en dat hem deze in Spanje waren verleend, 't Geeft ons overigens weinig. Door gansch die adelhistorie zal Teniers, in naam, niets winnen bij het nageslacht: wel integendeel.
Teniers woonde wel is waar te Brussel, doch bleef zijner vaderstad een warm hart toedragen, en het was hij, die met de dekens en ouderlingen der St.-Lucasgilde, in 1663, een verzoekschrift den koning van Spanje toestuurde, om in Antwerpen een akademie voor schoone kunsten op te richten. Het octrooi werd den 6. Juli 1663 te Madrid, door Philips IV, gegeven.
De instelling had in eene der zalen der Beurs plaats (zie daaromtrent aflevering 2 van dezen jaargang). Het octrooi zegt: pour cultiver et maintenir les sciences de peinture, statuaire et perspeetive, et l'imprimerie de livres. Om in de kosten te voorzien mocht men, tegen de betaling van zekere som, acht personen van de gewone burgerlijke lasten ontslaan. Volgens meergemelden schrijver, brachten de vrijstellingen van de charges ordinaires bourgeoises, de som van 7200 gulden op.
De stukken van den meester zijn in schier al de groote kabinetten en museums van Europa verspreid. Hoe talrijk zij ook zijn, blijven zij eene hooge waarde behouden. Komt er tegenwoordig eene schilderij van David Teniers in eene veiling te Parijs, Amsterdam of elders, dan stroomen de liefhebbers uit alle deelen van Europa te samen en men telt 20, 30, 40.000 fr. en soms meer ter neêr, voor stukken die Lodewijk XIV eens met walg uit Versailles verwijderde. Waren het sabelhelden, in plaats van drinkende en dansende boeren geweest, die koning zou ze zonder twijfel bewonderd hebben!