De Belgische Illustratie. Jaargang 6
(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
[pagina 78]
| |
Die olie, beweerde men, was door de Godheid in den boezem der aarde gestort, om tot smeervet te dienen aan de as, rond welke de aardbol draait. Even als de wagen die niet gesmeerd wordt, begint te knarsen, te kraken en eindelijk aan stukken springt, evenzoo zou men welhaast de aarde hooren knarsen en kraken, totdat zij eindelijk door het vuur zou worden verteerd. Bij gevaar van er hun leven bij in te schieten, werd echter door een stroom van fortuinzoekers, even groot als die welke de goudmijnen van Californië tot zich trokken, het boren naar de aardolie voortgezet, en, zoo als wij reeds zegden, het uitzicht van het land werd gansch veranderd. Vroeger lagen in die streken hier en daar eenige armoedige hoeven verspreid; de ontginners wonnen er karig het brood; de bewoners zagen zelden andere wezens dan de houthakkers, die met hunne houtvlotten de rivier afzakten. De oevers der Alleghany waren even doodsch als een afgelegen kerkhof. Nu integendeel vloeide er eene wonderlijke mengeling van gelukzoekers te samen, niet zelden het schuim der samenleving, maar ook dikwijls eerlijke werklieden. De wegen, of liever de omtrek, want wegen waren er in den aanvang niet, was met karavanen avonturiers, den zak en het gereedschap op den rug, overdekt. De timmerlieden maakten loodsen, hutten, pakhuizen, en in korten tijd ontmoette men er steden en dorpen, met alles wat den petroleumzoeker kon dienstig zijn, ook met veel wat hem geenszins dienstig was, namelijk drinkhuizen, dans- en speelzalen, in welke het mes en de revolver niet zelden eene belangrijke rol op zich namen. Gansch die omtrek, die steden en dorpen, getuigen van eene koortsachtige drift, zijn vuil, smerig, stinkend zelfs; overal kleeft het petroleum aan; de lucht is er meê besmet, de grond is er meê doorweekt; de werklieden zijn als er van doortrokken. De neêrgehakte boomen liggen in petroleumslijk, de duizenden vaten zijn met eene vette, zwarte korst omgeven: alles is ruw, wild, naakt, ellendig als men wil; doch de werkman heeft dollars op zak, en dat is hier, evenals in het land der goudkoorts, de hoofdzaak.
(Wordt vervolgd.) |
|