O.L.V. kerk van Hanswijck.
Deze schoone kerk, te Mechelen (waarvan wij eene teekening meêdeelen volgens de schildtrij van Walckiers), werd gebouwd volgens het plan van den vermaarden beeldhouwer en bouwmeester Lucas Fayd'herbe; meester Jan Claes had het toezicht over het metselwerk.
Het was in het jaar 1661, dat de eerw. Prosper van Rivieren, prior van het Hanswijcksch-klooster, den aankoop deed van den noodigen grond en op den 10 Mei 1663 werd de eerste steen door den Hoogw. Aartsbisschop gelegd. Het magistraat betaalde duizend gulden voor het bouwen der kerk, welke in 1678 voltrokken werd.
Den 30 Mei 1673 werd de kerk ingezegend, en ook op dien dag werd het Venerabel, alsook het beeld der H. Maagd, plechtig van de oude kapel, welke stond waar nu de pastorij staat, naar de nieuwe kerk overgebracht. De wijding had plaats den 6. October 1737 door zijn Hoogw. Thomas Philippus, aartsbisschop.
De kerk is met eene wezenlijke stoutheid gebouwd; de koepel is 120 voet hoog en heeft 250 voet in den omtrek: zij rust op zeer lichte pilaren. In den koepel bewondert men, met reden, de basreliefs van Lucas Fayd'herbe, die niet minder dan 25 voet lang en 15 voet hoog zijn. De preekstoel is gebeiteld door Theod. Verhagen; het is een der schoonste, welke in modernen stijl is uitgevoerd.
Volgens de teekening, in het jaar 1670 uitgegeven door P. Croix, in zijne Historie van Onze Lieve Vrouw van Hanswyck en welke wij voor echt houden, zou de koepel hooger en de gevel prachtiger moeten geweest zijn; doch er was gebrek aan geldmiddelen, hieruit voortkomend, dat de onkosten der eerste werken vijfmaal hooger liepen dan de bouwmeester had opgegeven. De reden dezer misrekening kwam grootendeels voort uit de moeielijkheden, welke men ontmoette bij het maken der fondamenten.
Inderdaad, de grond der straat tot aan de rivier daalt met eene helling van twintig voet en men had een sterk metselwerk noodig, om het gebouw te kunnen houden staan. Daarenboven deed de bouwmeester meermaals afbreken wat hij met groote kosten begonnen had. De kelders gelijken veel aan eene onderaardsche kerk, welke, volgens P. Siré, dertien voet onder het welfsel hoog was.
G.I.J.V.M.