Vóór Atchin.
Geheel de beschaafde wereld en vooral Nederland heeft sinds eenigen tijd een belangstellenden blik gericht op Sumatra's noordwestelijken uithoek, op een der gewesten van Insulinde waar nog de barbaarschheid troont.
De oorlog die tusschen het sultanaat Atchin en het nederlandsche rijk is uitgebroken, heeft tot nog toe een treurige bladzijde bij de jaarboeken onzer historie gevoegd. De hollandsche wapenen die op zoo menig slagveld, ook in het verre Oosten, schitterende lauweren verwierven, hebben tot nu toe de zege niet kunnen behalen.
Eere zij inmiddels de dapperen die met koele doodsverachting streden, aan wie echter de eindoverwinning niet was beschoren!
Het was op den 6en, 8en, 9en en 14en April dezes jaars dat de hoofdstrijd in den indischen Archipel plaats greep. Een nederlandsch eskader, bestaande o.a. uit zes oorlogsbodems, waarvan twee stoom- en vier zeilvaartuigen, richtte een vernielend vuur tegen een rij van forten of verschansingen, nabij een van de mondingen der rivier, waaraan de hoofdstad is gelegen. De troepen die aan land waren gezonden om de bestorming dier sterkten te beproeven, den eersten dag in klein getal, bij de tweede gelegenheid in breede en diepe kolonnes, waren ondanks kortstondige zege, na hardnekkigen en onversaagden kamp eindelijk genoodzaakt voor de overmacht te wijken.
De laatste gravure van dit nommer biedt een schets aan van het hollandsch eskader voor Atchin, tijdens het bombardement genomen door een engelsch kapitein aan boord van een britsch stoomschip, dat daar in qualiteit van neutraal toeschouwer een weinig verwijlde.
Het atchineesche rijk had vroeger, voordat verscheiden stamhoofden de onderdanigheid aan den sultan opzeiden, een grooter omvang; zijn grenzen, zooals die thans zijn, kunnen moeilijk bepaald worden, nominaal reikt het aan de oostkust tot Diamond-Point, aan de westkust tot aan Singkel. De westelijke kusten waaraan ook de hoofdstad Atchin ligt, zijn over 't algemeen vlak, de oostelijke zijn bergachtig, het binnenland is zoo goed als onbekend. Het klimaat is er minder ongezond dan in de overige sumatrasche streken, terwijl de bebouwing van den bodem er ook beter wordt aangegrepen en onderhouden. De rijke vruchten, de kostbare producten der tropische gewesten ontbreken er niet, in ruime mate levert de grond aldaar vooral rijst, boomwol, kamfer en benzoë.
De Atchineezen wier getal door geen volkstelling nog is aangegeven, zijn voor een groot gedeelte Maleiers en kenmerken zich door hun kleine gestalte en donkere huidskleur. Het opium-rooken is er gelijk elders een ware landplaag, ook zijn ze aan het betelkauwen verslaafd.
Een paar eeuwen geleden was de hoofdstad des rijks nog de groote stapelplaats der waren van Hindostan, China en de Sunda-eilanden. Die handel is nu bijna geheel in handen der Europeanen overgegaan. De Portugeezen waren de eersten die in Atchin voet aan wal zetten. Die landing viel voor in het begin der zestiende eeuw. Weldra waren ze in strijd gewikkeld met de inlanders welke voor goed een einde nam toen de Nederlanders zich omstreeks de helft der zeventiende eeuw van Malakka meester maakten.
De Atchineezen die den Islam volgen, wiens verpestende, ontzenuwende werking zich ook bij hen doet gewaar worden, zijn berucht wegens zedeloosheid, valschheid, wraak- en moordzucht. Hun onmenschelijke zeerooverij die geen personen ontziet, is dan ook een der aanleidingen tot den jongsten oorlog geweest.
Dat eens de nederlandsche vlag in het rijk Atchin vrijelijk wappere, ten teeken dat de beschaving wederom met een verdere uitbreiding is bekroond, is zekerlijk de wensch die in het hart ligt van elken Nederlander.