Wedren bij Londen.
Er zijn niet veel dagen in den loop van het jaar dat Londen, om zoo te zeggen, er anders uitziet dan anders. De dag van den Derby, den grooten jaarlijkschen wedren in Mei behoort echter tot die uitzonderingen; men zie dan slechts het rumoer op de straat, de opgewektheid in de clubs, de levendigheid van het volk, het dooreenloopende van alle klassen, van allerlei vreemden - 't is buitengewoon. En 't moet toch waarlijk wel onuitstaanbaar woelig zijn om in Londen van buitengewone drukte te kunnen spreken.
Londen is ook dan, voor een enkelen keer, eens niet de hard werkende, barsch kijkende rustelooze; de boog kan niet altijd gespannen wezen. De arbeiders en zij die niet hard behoeven te werken, de armen en rijken vermaken zich dan voorgoed, hoewel nog niet zonder inspanning, gelijk ook menig vreemde ondervindt, die op zoo'n dag geen onderkomen kan krijgen in het grenzenlooze Londen.
De heer Gladstone karakteriseerde dien trek in het engelsch volkskarakter, toen hij als definitie van uitspanning opgaf: een verandering van inspanning.
Op den morgen van den Derby staat heel Londen op bij 't eerste hanengekraai. De eerste lichtstraal schiet reeds over duizenden menschen met haastige bereddering bezig in mistige stallen, over legers van landloopers, over gansche scharen nieuwsgierigen die niet per as kunnen gaan. Hen allen vindt men terug op de Epsom Downs, waar de groote wedren plaats heeft. De bedelaars zijn sterk vertegenwoordigd, de straatjongens nemen hun positiën in. Al wie eens de verschillende modellen van Londen's burgers de revue wil laten passeeren, hij heeft dien dag een uitmuntende gelegenheid.
Bijna niemand die aan 't nationale feest deelneemt, is er maar voor de grap bij, neen 't is belangstelling welke die menigte opstuwt. Zelfs de schoenpoetser stelt er prijs op dat hij 't volle gezicht heeft op de groote tent en is onstuimig vroolijk, trots mist, wind en kou.
Hij is vandaag enthousiast zoowel als de rijkste en als de gelukkigste en zijn geestdrift neemt toe, naarmate het bepaalde uur nadert en de machtige stroom van bestoven en vermoeide nieuwsgierigen de downs opkomt, als breede golven langs de geschaarde touwen der renbaan loopt en allengs heel het terrein zwart van volk wordt.
Een blik op dat terrein, terwijl juist de rijders in volle vaart daarheen vliegen, biedt ons een der gravuren van dit nommer. Als op de vleugelen van den wind gedragen, zwenken de snuivende rossen voorbij. In dien toomeloozen ren schijnt een kwartier afstands maar een stroobreedte, doch de stift van Doré heeft zulk een plotselinge verschijning weten te fixeeren.