De zee bij maanlicht.
Hoe menigeen vond er op de groene golven zijn fortuin, hoe menigeen is er het slachtoffer van geworden! Dood en leven verbergt in haar schoot ook de zee onder het verrukkendst en liefelijkst uiterlijk.
Beschouw haar, door 't purperwaas der opkomende zon met rozengloed geverfd, of, wanneer gelijk op de laatste gravure van dit nommer, de maan over den afgrond der in nacht- en nevelfloers gehulde baren haar zilveren lichttoorts laat schitteren.
Maar toch, met al haar schoon, te betrouwen is de zee niet, en, hoe onverschrokken, vrij en vlug de pelgrim der zeewoestijn ook 't woelend golvenpad doorsnijdt, verraderlijke buien dreigen boven den onmetelijken plas, naast de zilveren voren, die de baan van het schip teekenen, dreigen rotsen en klippen, zweven voorspoed en ondergang.