De ruïne van het kasteel Amblève.
In de heerlijke vallei der Amblève, die een der meest pittoreske oorden is van de provincie Luik, verrijst op een kalkrots van zeshonderd voet hoogte, de ruïne van een burcht, welks stichting tot een verre oudheid reikt.
Deze sterkte, die in verscheiden oorkonden het Nieuw Kasteel wordt genoemd, was waarschijnlijk in den aanvang een romeinsch fort, dat deel uitmaakte van de linie van defensie, door de zuidelijke overheerschers opgeworpen; later was zij een carolingische residentie.
De Neustriërs waagden na den dood van Pepijn van Herstal een poging om zich van de heerschappij der Austrasiërs te ontheffen; in bondgenootschap met de Friezen, sloegen zij, onder aanvoering van der laatsten hertog, Radboud, en hun hofmeier, het beleg voor Keulen, waar toen de regentes zetelde. Doch Karel Martel of Martin dreef hen terug en achtervolgde hen tot door het Ardenner-woud. De vluchtelingen kampeerden op de oevers der Amblève, nabij het Nieuw Kasteel, waar eindelijk de onvermoeide overwinnaar hun nogmaals een geduchte nederlaag toebracht. Nog tot op den huidigen dag zijn aan de beide punten, bij den voet van den berg, die het kasteel draagt, welke tot legerplaatsen werden gekozen, de namen Radbod-rive en Martin-rive bijgebleven
Van het eene geslacht op 't andere overgegaan, werd het ten tijde van Filips II door de bewoners van Sprimont, die het aangekocht hadden, zoo goed als gesloopt. In de laatste honderd jaren werd de burcht toch niet meer door de eigenaars bewoond, want het was er, naar sommige spookverhalen af te gaan, lang niet pluis; er lag echter aanhoudend een wacht soldeniers in garnizoen, die zich minder aan de schrikbeelden zullen hebben gestoord.