[Nummer 4]
De hond.
Wat vreemde kostgangers zijn er al niet op de wereld! . . .
WILDE EN TAMME HONDEN
't Zijn allemaal leden eener zelfde familie, die op de eerste gravure in kleurendruk van dit nommer staan afgebeeld.
En toch 't vleiend, speelziekeschoothondje of de kunstig gedresseerde poedel en dat logge gevaarte van een australischen Dingo, zij gelijken voorzeker nog minder op elkander dan de reus Gulliver op de kleine bewoners van Lilliput.
‘Hij kwispelstaart en loopt in 't rond en springt op mijnen schoot,’ zong van Alphen eens van zijn trouwen Ami.
Verbeeldt u, dat onze hollandsche kinder- en hondenvriend eens in Australië of Afrika had rondgezworven en dat een der wilde confraters van zijn Ami zoo vrij was geweest, hem op zijn schoot of om zijn hals te springen, - 't had goed kunnen gebeuren dat de man er niet veel van na had verteld; althans 't is hoogst waarschijnlijk, dat hij 't kwispelstaarten en op den schoot springen van zoo'n viervoetigen gastvriend door de snaren zijner lier op geheel andere wijze had vereeuwigd.
De hond toch, zooals hij in eenige streken van Azië en van de genoemde werelddeelen in zijn wilden natuurstaat voorkomt. laat volstrekt niet met zich spelen.
Gelijk de wolf in Roodkapje meent hij zijn groot mondwerk en vreeselijke snijtanden niet voor niets gekregen te hebben. Hij maakt er geen bezwaar uit, zoo zijn maag niet in orde is, om 't vleesch en de beenderen van andere dierer, schapen, vogels, ja zelfs van den een of anderen inlander of verdoolden Engelschman als versterkende middelen aan te zien. Vandaar dan ook dat eenige natuurvorschers den houd om deze alles behalve huiselijke eigenschappen niet ten onrechte als een verbindingslid tusschen de hyena en den wolf hebben gerangschikt.
Strekt dit verwijt echter in geenen deele tot onze tamme, trouwe huisvrienden uit!... De arme beesten hebben 't vaak toch al hard genoeg te verantwoorden.
Ja, wordt soms een hond ook al dik en vet gevoederd, 't is dikwijls de verkeerde en die zulks 't allerminst verdient; bijv. de dashond, die de hand likt, 't vleizieke Bouloneeshondje, dat zich in den schoot der huisdame laat wiegen en aaien, of de geduldige poedel, die een broodwetenschap heeft geleerd en apporteeren, opzitten en pootjes geven, dansen en trommelen kan. . . . .
Hoe vaak daarentegen blijft de belangelooze trouw miskend van zoo menigen mops, die zijn meester innig lief heeft, die hem begeleidt in nood en gevaar, ja