De componist Auber.
‘Amis la matinée est belle: Ziet, vrienden, welk een schoone morgen!’
Dat lustig lied der visschers van Portici, door duizenden en duizenden is 't sedert ruim vijftig jaren gezongen, toch heeft de tijd der melodie niets van haar frischheid ontroofd.
Dat is 't kenmerk der oorspronkelijkheid. De gansche opera: ‘La Muette de Portici’ draagt daarom den stempel der volksgunst. 't Is een muzikaal monument, dat den franschen componist, wiens portret de gravure op pag. 21 biedt, de hulde en bewondering zoowel van 't volk als van den kunstkenner verzekert.
De samenzwering van Masaniello, diens verheffing en val, ziedaar 't onderwerp dezer muzikale compositie. Wat intusschen vooral een even gelukkige als stoute inspiratie moet genoemd worden, is dit, dat de hoofdrol in 't muziekstuk vervuld wordt door een doofstom meisje, de zuster namelijk van Masaniello, Fenella genaamd. Zelve is zij onmachtig haar gevoelens uit te drukken, doch de begeleidende muziek spreekt voor haar, welsprekend en treffend en duidelijk.
‘De stomme van Portici,’ zegt een bevoegd kunstrechter, ‘is de roem van Auber. Had hij ook niets anders gemaakt, toch verdiende hij hierdoor alleen een eereplaats in de rij der fransche componisten.’
Behalve dit zijn voornaamste werk, leverde Auber echter nog een schat van andere muzikale voortbrengselen o.a. Fra Diavolo, Le Domino noir, La Fiancée, Le Lac des Fées, Zanetta, La Porte du Diable, La Barcarolle, enz.
‘Auber componeerde altijd’ zegt Jouvin van hem. ‘Wandelde hij langs de boulevards, hij werkte. Zat hij in 't theater schijnbaar zoodanig te droomen, dat men vreezen mocht of de slaap hem niet van zijn stoel zou doen rollen, hij werkte. Na middernacht, wanneer alles in de straat St. George in rust scheen, zeide een raam in 't midden der duisternis door een eerzaam lampje verlicht, dat de toonkunstenaar nog aan 't componeeren was. Schelde men 's morgens ten zes ure aan zijn woning, dan wees een afgeleefde portierster u naar de eerste verdieping. Een stokoude huishoudster welke u daar ontving en een niet jeugdiger kamerdienaar, die u naar de gastvrije salon bracht, deden u aan Philemon en Baucis denken, maar de tonen der piano, die van uit het salon u tegenklonken, getuigden 't, dat Auber werkte. De groote com ponist zag er echter niet tegen op om u met de meeste vriendelijkheid en gastvrijheid te ontvangen, doch wees er zeker van, dat gij door uw bezoek de oorzaak waart, dat er een melodie minder van den componist ter wereld kwam.
‘Die meester, de jongste en werkzaamste van alle, bekende openhartig, wanneer hij dienaangaande ondervraagd werd, dat hij bij 't componeeren geen andere Muze dan de verveling gekend had.
‘Men vindt mijn muziek vroolijk’ zeide hij eens, ‘ik begrijp niet hoe dat komt en hoe 't mogelijk is. Er is geen enkel thema, onder diegene, welke men zoo goed is gelukkig te vinden, dat ik niet al geeuwende ben begonnen te schrijven en al geeuwende heb geëindigd. Ik zou u plaatsen kunnen aantoonen, waar mijn pen langs een aanmerkelijke lengte zigzagvormig over den notenbalk heeft gegleden, op 't oogenblik dat mijn oogen dichtvielen en mijn hoofd zwaar van den slaap op mijn partitie neerzeeg. En 't zijn evenwel die treurige kinderen der verveling, die men misschien de contredansen van Auber noemt.’
Is er echter wellicht niet wat al te veel dansmuziek in Auber's composi-