De Belgische Illustratie. Jaargang 4
(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 296]
| |
Iets uit de geschiedenis der spiegels.De spiegels der ouden, die volgens Plinius een uitvinding der Sidoniërs zijn, waren in 't eerst een samenstelling van tin en koper. Bij de Israëlieten wordt reeds vroeg melding gemaakt van gegoten, zuiver geslepen, blank gepolijste metalen spiegels. Bij de Grieken en Romeinen dienden zilveren (volgens Plinius 't eerst door Praxiteles, ten tijde van Pompejus den Groote vervaardigd) tot het toilet. Ook had men spiegels, die uit edelgesteenten, o.a. uit zwarte karbonkels of smaragden bestonden; 't was met een dergelijken spiegel dat Nero het vechten der gladiatoren aanschouwde. Men droeg ook spiegels in de vingerringen of kleine handspiegeltjes, hing ze aan de wanden en voegde ze in tafel- of drinkgereedschappen. Daar de ouden gewoon waren het kwikzilver in glazen flesschen te bewaren en zij derhalve dikwijls den volmaakten spiegel in handen hadden, moesten hun ook de glazen spiegels bekend zijn; toch gaven zij, zelfs toen reeds de beroemde glasblazerij te Sidon bestond, nog immer den voorrang aan metalen spiegels, hetgeen waarschijnlijk daaraan is toe te schrijven, dat hun de uitvinding om de achterzijde der spiegels met een ondoorschijnende, glinsterende stof te bedekken, onbekend was. Om het glas de eigenschap van een spiegel te geven, waren zij genoodzaakt het zwart te verven, waardoor het beeld veel aan waarheid en zuiverheid verloor. Hoe zeldzaam zelfs nog in de 14e eeuw de glazen spiegels waren kan men daaruit afleiden, dat in Frankrijk door koningin Anna, gemalin van Lodewijk XII slechts metalen gebruikt werden. Het verfoeliën der spiegels met tin of lood werd trouwens niet vóór de 13e eeuw uitgevondenen was in 't begin zeer gebrekkig, daar men op het nog warme glas gesmolten lood goot. Eerst in de 16e eeuw werd de tegenwoordige manier van verfoeliën met een mengsel van tin en kwik in de venetiaansche glasfabriek van Murano uitgevonden. Door deze uitvinding kregen weldra de venetiaansche spiegels den voorrang boven alle andere, totdat op 't einde der 17e eeuw Abraham Thevait de door hem uitgevonden kunst om groote spiegels te gieten, te Parijs invoerde. Overigens speelden de spiegels, hetzij van glas of metaal vervaardigd immer een vrij beduidende rol in 't leven der menschen. ‘Zij gestrekten,’ gelijk een onzer vaderlandsche schrijvers zegt, ‘vooral aan het vrougetimmer voor een tooverboek. Het zijn raatsheeren, met dien verstande, dat zij altijd de waarheid spreken en toch worden zij altijt bemint.’‘Spiegels,’ preekte Ridderus, ‘sijn om smetten in het aengesicht te sien; doch men gebruyckt ze meest tot ijdele oppronckinge. Inclien de jufferkens haere pronckcieraden aen den temqel gaven, ten dienste der armen, haer sielen souden reynder wesen.’ |
|