De Belgische Illustratie. Jaargang 4
(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
Allerlei.Les in de wellevendheid.Een jager vond er zijn vermaak in om de opbrengst zijner jacht gedeeltelijk aan zijne vrienden ten geschenke te zenden en gebruikte daartoe altijd denzelfden jongen, die geregeld overal een fooitje kreeg, behalve bij éénen heer, dien hij dus het minst gaarne bezocht. Op een keer moest hij daar weder heen met een haas. Toevallig opende de heer zelf de deur, de knecht wierp den haas naar binnen, zeggende op den onvriendelijksten toon: ‘Een haas.’ Daarop liep hij hard weg, doch de heer riep den jongen terug om hem over zijne onbeschoftheid eens goed onder handen te nemen. Hij raapte den haas op, en ging zelf naar buiten, om den knaapte leeren, hoe hij zich te gedragen had. De heer belde en de knaap opende de deur. ‘De complimenten,’ zoo begon de heer, ‘van mijnheer N.... en hier is een haas, dien mijnheer......’ Maar de knaap liet hem niet uitspreken, en in zijn vestzak tastende, viel hij hem in de rede met de woorden: ‘Dank u, hier is een halven franc voor uwe moeite.’ De knaap keerde huiswaarts met het eerste fooitje van dien heer in zijn zak. | |
Warm bij eene strenge koude.In een koffiehuis bevond zich onlangs een persoon, die tijdens den fransch-pruisischen oorlog te Parijs was en over al hetgeen hij gezien en ondervonden had, niet uitgeroepen kon komen. ‘Mijnheer,’ ondervroeg hem een der aanwezigen die zijn gebluf moede was, ‘Mijnheer, gij weet zooveel moois van Parijs, dat gij mij ook wel de reden zult kunnen zeggen, waarom de Franschen in December het bij eene koude van vele graden zeer goed konden uithouden, terwijl de Duitschers bevroren.’ De bluffer zweeg eerst eenige oogenblikken, en zegde toen, dat hij daarop het antwoord moest schuldig blijven. ‘Mijnheer,’ zoo was de oplossing, ‘eenvoudig wijl de Franschen van binnen zonder vorst en van buiten rondom in de moffen zaten.’ | |
Zeer doelmatig.Een berlijnsch koopman in antiquiteiten gaf onlangs aanleiding tot een zeldzaam straatrumoer. Hij bewoonde de tweede verdieping eener woning wier trap zeer bouwvallig was. Nu had onze lastige huurder een ladder geplaatst tegen een der ramen van de verdieping, welke hij bewoonde en daarboven een aanplakbillet bevestigd met groote letters, waarop hij zijne geëerde klanten verzocht langs dien weg zijn winkel te komen bezoeken, aangezien de trap voor hen noodlottig zou kunnen worden. Het gevolg hiervan was, dat zich zulk eene tallooze menigte voor de woning verdrong, dat de politie zich naar binnen begaf om zich van den toestand te vergewissen. Nu verklaarde de huurder, dat reeds een bouwkundige commissie de trap had onderzocht en bouwvallig verklaard, doch dat de eigenaar nog nalatig was gebleven om haar te doen herstellen. Het gevolg hiervan was dat hij spoedig in het bezit kwam van een nieuwe trap, waarvoor de politie den eigenaar op hare wijze had verzocht te zorgen. | |
In de twee bavianen,was het zonderlinge uithangbord van een handelshuis te Parijs. Een vreemdeling die het las trad in den winkel en vroeg den patroon: ‘Mijnheer, zou ik uw compagnon eens mogen zien?’ - ‘Ik heb geen compagnon, mijnheer, ik drijf alleen mijne zaken.’ - ‘Dan staat er ook een leugen op uw uithangbord. Daar leest men: “In de twee bavianen.”’ | |
Een kostbaarkermisbed.Een heer begaf zich naar New-York ter bijwoning van een volksfeest in deze voornaamste stad van Amerika. Hoe hij echter in de stad rondliep, nergens kon hij nachtlogies bekomen, daar alles reeds lang te voren besproken was. Eindelijk toch vond hij, half wanhopig, een onderkomen, doch een bed.... daaraan viel niet te denken. Hij ontving enkel het aanbod om te logeeren op een matras, welke men ten dien einde op het billart zou leggen. Er was weinig keus en het aanbod werd dus gretig aangenomen. Maar niet gering was zijne verwondering toen den volgenden morgen de logementhouder hem acht uren billartspel volgens nachttarief in rekening bracht. De man weigerde te betalen en gaf de zaak over aan den rechter. Deze was eerst in het onzekere hoe de zaak te klaren, doch eindelijk stelde hij den klager de volgende vraag: - ‘Heeft de herbergier de ballen ter uwer beschikking gelaten?’ - ‘Die zaten in de zakken,’ was het antwoord. - ‘Dat is eene omstandigheid,’ hervatte de rechter, ‘welke allen twijfel opheft. Wijl hetbillart voorzien was van de ballen, ontbrak er niets aan en hebt gij een billart en geen bed gehuurd.’ Op grond daarvan werd de man veroordeeld om acht uren slapend billartspel te betalen. | |
Een klein verschil.Onlangs vroeg iemand aan een officier, die heel veel en lang had gesproken over een kruppkanon, welk verschil er wel was tusschen zulk een kanon en een rooden neus. Op zoo'n vraag was de geleerde niet voorbereid; hij legde dan ook zijne onkunde openhartig bloot. ‘Wel’, zegde de ander, ‘het kruppkanon komt van Essen,Ga naar voetnoot(1) het andere van drinken.’ |
|