der revolutie-dagen, die den 18 Maart dezes jaars een aanvang namen en met bloedroode letters in de geschiedenis der eeuwen zullen gegrift staan. Ach, terwijl men een muilband zoekt en de belhamels van 't oproer gelijk een dollen hond volgens de voorschriften der rechterlijke macht dood schiet of onschadelijk tracht te maken, wordt door zoovelen de eigenlijke oorzaak der zedelijke krankheid over 't hoofd gezien en met huivering stelt men zich de vraag: is hij voor goed verdwenen, de onheilwekkende held, die zulk een verschrikkelijke ofschoon slechts voorbijgaande rol heeft gespeeld?
Blikt rondom u met welk een fanatisme de Mammon of het geld als de nieuwe godheid wordt vereerd, hoe men de genietingen der aarde als de eenige zaligheid aanprijst en met welk een haastige en waanzinnige woede die dorst wordt gelescht om het leven te genieten, alsof de dood in 't eerstvolgend uur voor eeuwig de borrelende bron van genot zal opdroogen; ziet, hoe men met dit doel alleen voor oogen hier interesten en kapitalen opeenstapelt en ginds wanhopend de handen uitstrekt niet slechts naar gelijkheid van rechten, maar ook naar gelijkheid van genot; overweegt, hoe twijfelgeest, verachting der zedelijke kracht van 't gezag en laatdunkendheid gelijk een kanker in de verschillende schichten der maatschappij voortwoelen, en hebt gij met verontwaardiging hare werking gadegeslagen in de salons en weelderige lustoorden der grooten, daalt dan af in de werksteden der fabriekarbeiders, hoort hunne liederen en gesprekken, terwijl de dreunende hamer de ijzeren vonken in 't ronde doet spatten, en wanneer gij er wellicht niets anders ziet dan gloeienden hartstocht en vlammen, dan vermoedt gij door dat alles gewis niet zonder reden voor de toekomst een ontzettenden wereldbrand.
Neen, de verschrikkelijke antagonist der godsdienstige en maatschappelijke orde is niet verdwenen; hij leeft en bereidt zich voor op een herhaalden bloedigen tweekamp. Onder den naam van communisme bewaart hij als 't ware zijn vreeselijk incognito en maakt zijne propaganda zoowel onder hen, die daar rondfladderen onder de schitterende kristallen kroonen der vorstelijke kabinetten, als bij de wanhopige slachtoffers van het pauperisme, die op een ellendig strooleger uitgestrekt liggen op verborgen, dompige dakzolders en in vunzige kelders, in die catacomben, waar, onder dood en verrotting, hun een nieuw leven toelacht.
Meer dan anders is het thans de tijd den blik naar dien vreeselijken antagonist te richten, nu hij nog onlangs de vlammenstroomen der vrijheidslust zoo ontzettend deed woeden. Meer dan anders is het thans de geschikte tijd om de oogen te openen.
De gruwelen, in naam der vrijheid door de omwenteling gepleegd, bewijzen het overtuigend, wat der maatschappij te duchten staat, wanneer de omverwerpings-ideeën, welke thans nog door sommigen als een voorrecht van de aristocratie der beschaving worden beschouwd, overgaan tot het algemeen eigendom des volks, en wanneer het ruwe plebs, het Jan-Hagel, eveneens den spot begint te drijven met God, godsdienst en zedelijkheid.
Ook de esprits-forts en de galante hofwereld der achttiende eeuw, achtten het eens als een bijzonder voorrecht van beschaving en verlichting, wanneer zij aan hunne philosophische maaltijden en petits-soupers bij waskaarsen en girandolen alles loochenden en lasterden wat heilig is, en verachtend blikten zij neêr op de onwetendheid hunner bedienden, die achter hen stonden en zooveel moeite hadden om den geest hunner godslasteringen en de arglistige fijnheid hunner zedelooze kwinkslagen en grappen te begrijpen. Maar toen na de omwenteling van 't jaar '89 het verachte gemeene volk diezelfde bevoorrechte en groote heeren aan den lantaarn hing, toen zagen zij bij dat lantaarn-licht, te laat gewis, de zaken veel helderder dan vroeger.
Het volk had ook grappen leeren maken en wel zeer zonderlinge. Het richtte eene revolutionaire rechtbank op in de hoofdstad en veertig of vijftig duizend revolutionaire comité's door het geheele land; het maakte eene wet op de verdachten, welke een ieder alle veiligheid van leven en vrijheid ontnam en de onschuldigsten aan de willekeur van booswichten overleverde; dagelijks hotsten de karren over de straatsteenen, zwaar bevracht met priesters, adellijken, meisjes, jongelingen, krachtige mannen, grijsaards, moeders en kinderen, die hun bloed gingen storten, als rooden wijn voor de scherpe vrouw, La Guillotine geheeten. Het hoofd van den koning, van zijne gemalin, van duizenden en duizenden werd afgeslagen en door den beul met voldoening aan het volk vertoond, en de tafelbedienden, portiers en knechts van vroeger juichten bij de vertooning der hoofden hunner meesters; in plaats van de wulpsche liederen, welke zij eens in de salons hunner vroegere meesters hadden gehoord, zongen zij het vrijheidslied, de Marseillaise, en in stede van de wellustige dansen hunner meesters en meesteressen, dansten zij de Carmagnole. De vrijheidsboom moest met bloed worden gedrenkt! Toen den 2 September van 't jaar '92 de kerkers zoodanig met gevangenen waren opgevuld dat er bijna geen plaats meer overig bleef, gingen de dronken moordenaars van gevangenis tot gevangenis om door een afschuwelijke slachting ruimte voor anderen te maken. Jubelend togen zij als waanzinnigen door de straten, vrouwen droegen juichend de ledematen der gevallen offers op pieken en zetten er hunne tanden in.
(Wordt vervolgd)