De beurs te Amsterdam.
Geruimen tijd was Amsterdam de groote koopstad van Holland, waar de handel uit alle oorden der wereld zich vereenigde en toch miste het eene der meest noodzakelijke vereischten eener handelsplaats: een beurs-gebouw. De samenkomsten der kooplieden hadden meestal plaats op een pleintje aan de oostzijde van de Nieuwe Brug, 't welk thans nog onder den naam van Platjes- en Schippersbeurs bekend staat.
Eerst den 29 Mei 1608 werd aan het noordeinde van het Rokin de eerste steen gelegd van een beurs-gebouw, hetwelk eindelijk den 1 Augustus 1613 zooverre voltooid en in gereedheid was, dat men er de eerste bijeenkomst kon houden. Dit gebouw werd vijf en vijftig jaar later in 1668 aanmerkelijk verfraaid en vergroot; het was toen 71 el lang en 39½ el breed en besloeg een groot vierkant plein omgeven door breede gaanderijen, wier verwulfsels op 46 pilaren rustten. Scheuren in het muurwerk en verzakkingen, die het gebouw met instorting dreigden, waren oorzaak dat men het in 1837 moest afbreken en tegenover het paleis op den Dam eene noodbeurs moest oprichten.
De nieuwe beurs, waarvan nevenstaande gravure eene afbeelding aanbiedt, werd vervolgens in 1842 gebouwd en den 10 September 1845 had in tegenwoordigheid van koning Willem II de plechtige opening van dit gebouw plaats. Het bevindt zich aan het zuideinde van het Damrak met het front naar den Vijgendam, 't is onder den grond geheel overwelfd en rust op 3,469 palen, elk van ongeveer 16 el lengte; op 78 el lengte en 39½ el breedte beslaat de inwendige ruimte eene oppervlakte van 2833 vierkante ellen. De voet is tot eene aanmerkelijke hoogte met blauw arduin bekleed en het metselwerk in ïonischen en dorischen stijl opgetrokken. Het prachtige peristylium is meer dan 17 el hoog en bestaat uit 14 gegroefde ïonische zuilen, waarvan 4 het front versieren.
Een zonderling schouwspel heeft gedurende de eerste week der kermis op de beursruimte plaats. De woelige amsterdamsche jeugd heeft alsdan namelijk het recht op deze plaats ter deeg huis te houden; vroeg in den ochtend reeds krioelt het er van de amsterdamsche knapen, die er hun vermaak in stellen, daar eene trommelmuziek te maken, dat hooren en zien vergaat. Eene legende zegt dat dit voorrecht aan de jeugd der hoofdstad van Holland werd toegestaan, nadat zekere Balthasar Paul in 1622 het snoode voornemen had gevormd, om de beurs, wanneer de kooplieden aldaar zouden vergaderd zijn, in de lucht te doen springen. Een weesjongen moet echter in tijds dezen toeleg hebben bekend gemaakt en uit erkentelijkheid voor deze ontdekking werd het ten eeuwigen dage aan zijne makkers veroorloofd in de kermisweek op de beursruimte vrij hof te houden.