De officiersweduwe.
Hoeveel rouw en tranen heeft die verschrikkelijke oorlog van 1870 niet gekost! Hoevele menschenlevens werden er [...]weggemaaid en hoe dikwerf werden die sombere treurtooneelen [...]wekkender door den vreeselijken twijfel en de volstrekte onwetendheld waarin zoovele moeders, vrouwen en kinderen verkeerden met betrekking tot het lot en den gezondheidstoestand en, - was eenmaal de treurige tijding van den vervroegden dood van een dierbaar lid der familie aangekomen, - met betrekking ook tot de laatste rustplaats, die een zoon, een broeder, een echtgenoot of een beminde vader op het doodenveld had gevonden.
De bedroefde vrouw, die op de bovenstaande gravure volgens een schilderij van Doepler is voorgesteld, heeft ten minste het treurige geluk van de plaats weer te vinden, waar het moordende staal aan hem het leven benam, dien zij zoo innig beminde. Een nederig kruis van dennenhout is op zijne grafstede geplant. In rouwgewaad gehuld begaf zich de bedroefde weduwe te midden der doodsbeenderen, verbrijzelde wapentuigen, verstrooide helmen, die in wilde wanorde den grond bedekken; een wapenbroeder heeft haar de rustplaats van haren beminden echtgenoot aangewezen, en buiten zich zelve van droefheid omhelst zij het kruis door de hand zijner vrienden op zijn graf geplant, 't Is een treurig schouwspel en toch hoevelen zouden zich nog gelukkig roemen, indien zulk een laatste troost hun deel had mogen wezen. Want hen die men vurig lief heeft te verliezen in een vreemd land, de overtuiging te hebben dat zij dood zijn en in hun laatsten levenssnik slechts door vreemden werden omringd is ongetwijfeld eene bittere smart door geen aardschen troost te lenigen, maar na het verlies der dierbaren ook nog den troost te moeten derven van op het graf te treuren en voor hen te bidden, is alsof men hen dubbel verliest, en toch dit lot trof duizenden vrouwen die geheel onbekend zijn gebleven met de laatste rustplaats van hen, die hun steun en hulp waren op de wereld en die zij meer dan zich zelven beminden.