De koeriers van den Pacha.
Africa's zonen hebben als turco's, zouaven en spahis in de fransche legers eene zekere vermaardheid bekomen, en ofschoon de kennismaking met de algiersche krijgers in levenden lijve voor velen alles behalve aangenaam was, zijn hunne typen toch voor den schilder en teekenaar een geliefkoosd onderwerp - Nevenstaande gravure, naar eene schilderij van Gerôme vervaardigd, biedt ons eene voorstelling van twee inboorlingen uit hetzelfde land, wier beroep niet van belang en eigenaardigheid ontbloot is.
Het zijn koeriers of renboden van den Pacha. Begint deze eenen oorlog, dan is 't hunne taak op de eerste plaats de groote groene vlag door Ali of Abukehr of, gelijk zij verhalen, door de handen van den Profeet zelf gewijd, van de hoofdmoskee te verwijderen en in den zonneschijn te doen fladderen. De Pacha legt dan de pijp der contemplatie ter zijde, bestijgt zijn spierwit krijgsros en rijdt naar het leger; zijn koeriers loopen op een draf hem vooruit, met luide stem roepend dat ‘de vijand aan den leeuw en den gier wordt overgeleverd of als aas aan de vogelen der lucht en de visschen der zee zal strekken.’
Is de Pacha in zijn legerkamp aangekomen, dan geeft hij aan de koeriers zijne bevelen, welke deze vervolgens aan de verwijderde stammen moeten overbrengen.
‘Mannen,’ zoo spreekt hij hun toe, ‘die vlug zijt als antilopen en sterk als luipaarden, rent met de vlugheid der gazellen, springt zoo ver de leeuw kan springen en bazuint het rond aan de bewoners der zwarte tenten dat Allah groot is en dat ik hun beveel enz.’ En hier volgt dan in dezelfde oostersche breedsprakigheid de lastgeving des gebieders; de snelvoetige, sterk gespierde zonen der woestijn, met hunne vast aangebonden gordels om de lendenen en witte tulbanden op 't hoofd, volbrengen de hun opgedragen bevelen met eene nauwgezetheid en vaardigheid, welke, gelijk fransche officieren uit Algiers getuigen, zelfs vaak aan de europeesche koeriers tot voorbeeld zouden kunnen strekken.