Nieuwjaarsdag op den boulevard te Parijs.
‘Dat Parijs hongersnood, belegering, bombardement doorstaat is aan te nemen, maar dat het zijne vermaken kan derven, is ongelooflijk,’ zegde voor eenigen tijd een Franschman. En voorzeker, wanneer men de weelderige hoofdstad, toen zij nog voortdurend in haar wuft gewaad was getooid, heeft leeren kennen, is men overtuigd, dat er waarheid is in dit oordeel. 't Was in Parijs altijd feest; door alle jaargetijden, dagen en uren de uitgelatenste kermisvreugde, en van daar dat de dagen welke elders als feestdagen gelden, minder als bijzondere vreugdefeesten dan wel als zekere termijnen beschouwd werden, waarop men vroegere schuld invorderde of op eene of andere manier parijsche beleefdheden en kleine dienstbetooningen tegen fooien en ‘pour-boire's’ inwisselde.
Ziedaar hoe o.a. vooral het Nieuwjaarsfeest te Parijs opgevat werd door hen, welker hart te genotziek was om dezen vreugdedag in den vromen en diepzinnigen geest der Kerk te vieren. Dat ondervond elke vreemdeling, welke in Frankrijks hoofdstad gedurende de eerste dagen des jaars verwijlde. Zijn concierge bijv., of liever de concierge van 't hotel, was er spoedig bij, om hem aan 't ontbijt met een doosje bonbons te verrassen, doch wèl uitgerekend kon de goede vreemdeling zich deze of een betere verrassing zesmaal goedkooper in een banketwinkel koopen, dewijl de beleefde gever der bonbons na 't overhandigen van zijn geschenk ook terstond met de handen klaar stond om eenige francs als dankzegging aan te nemen. Is de concierge weg, dan verschijnen op hunne beurt nog tallooze andere gedienstigheden, van welke sommigen zelfs betrekkingen in de maatschappij bekleeden, waaraan men nooit gedacht heeft; zij allen zijn uiterst vriendelijk en beleefd, en kunnen het nieuwe jaar niet laten voorbijgaan zonder den vreemden gast, welke Parijs met een bezoek vereert, bij hunne gelukwenschen een bewijs hunner hulde aan te bieden. Doch daar de eene edelmoedigheid de andere uitlokt, zijn zij tevens zoo vrij de fooien, welke door de wetten der beleefdheid voorgeschreven en zelfs op een zeker tarief gesteld zijn, in allen dank aan te nemen.
Dezelfde verrassing ondervindt men herhaaldelijk in de café's, waar de garçons er terstond bij zijn, om den vreemdeling een puik beste sigaar aan te bieden en wel dikwijls van die soort, van welke hij er in zijn eenvoudige vaderstad tien voor eenige centimen kan koopen en wier reuk alles behalve aan de welriekende geuren van 't Oosten herinnert. Doch zulk een sigaar is te Parijs iets meer waard en wanneer men nu 't hart des gevers er bij in rekening brengt, behoeft men geen deftig heer te zijn om minstens een frank voor dit geschenk te geven. In de café's en restauratiën vooral dient men voorzichtig te zijn en niet te karig met de ‘pour-boire's’ te wezen, want anders hebben de garçons het recht den koffiehuis-bezoeker op zijn gemis aan beleefdheid opmerkzaam te maken en in plaats van een wijn- of spijskaart de lijst van de usancen, welke men bij 't geven van pour-boire's te volgen heeft, voor den dag te halen. Van de fooien toch moeten de arme drommels bestaan en de garçon van een parijsch café wordt niet, gelijk bij ons, gehuurd; integendeel, de garçon moet zelfs jaarlijks geld geven, om zijne bediening te vervullen, welke door den verschillenden ‘afval’ anders al te winstgevend zou wezen.
Is men slechts vreemdeling, dan staat men wel is waar verbaasd over het groot aantal belangstellende, gedienstige geesten, welke op zoo ingenieuse wijze met ons en onze beurs wisten kennis te maken; maar na de bezoeken van alles, wat met café, restauratie en hôtel in verband staat, geniet men, althans zoo men niet te fijn gevoelig is voor surprisen der koopluî, muziekanten en gamins, waarvan het op de boulevards en in de straten krioelt, het voorrecht om van verdere al te kostbare beleefdheden verschoond te blijven.
Niet zoo echter gaat het den bemiddelden Parijzenaar. Niet slechts dat hij troepen van allerlei wapens: winkeliers, dienstboden, kinderen, bekenden en vrienden, voorbij zich met surprisen ziet defileeren, hij is ook gedwongen zich met eene wapenrusting van bonbons en étrennes te omgorden, om daarmede zijne kinderen, vrienden en anderen, wier belangstelling hij behoeft, te verrassen. Wee zelfs dengene, welke den omgang en de vriendschap eener familie op prijs stelt en deze formaliteit achterwege laat.
Op Oudejaarsavond wemelt het van wandelaars en bezoekers langs de verlichte en sierlijk uitgestalde magazijnen, winkels en salons; alles dwarrelt door een, om nieuwjaarsgeschenken voor de groote en kleine kinderen te koopen, en smullend en spelend gaat men het nieuwe jaar in, zonder met eenige zorg aan de toekomst te denken. Zeker althans dacht het luchtige parijsche volk op den oudejaarsavond van 1869 niet, dat het in 1870 door de Pruisen op zooveel surprisen zou onthaald worden.
Hoeveel wij in ons vaderland ook van de fransche hoofdstad hebben overgenomen, de surprisen op ‘Nieuwejaarsdag’ zijn er niet zoo erg in voege; wel komt ons op Nieuwjaar de een of andere dienstvaardige geest met een heilwensch aan zijn trouwe plichtsvervulling herinneren; de gewone mildheid weigert dan terecht de billijke belooning niet voor bewezene diensten. Wij gelooven, dat zij 't allen van harte meenen, die ons ‘alle heil en zegen’ wenschen op den eersten dag van 't jaar. Ons belgisch oor hoort gaarne dien alouden vaderlandschen heilwensch.
En daarom zij op heden ook onze hartelijke en welgemeende nieuwjaarsgroet: ‘alle heil en zegen aan de lezers der Belgische Illustratie!’