Kerstavond.
Wanneer in den zomer de natuur in vollen bloei praalt en de lange dag met zijne gloeiende zonnestralen voorbij is, biedt de avond eene gewenschte rust en verkwikking aan.
Men opent vensteren en deuren, Men ziet de starren dun gezaaid, Men voelt hoe 't westewindje waait, Dat met een schat van versche geuren Van vlierboom en violen suikerzoet, Van wijnruit, thym en hagerozen, Die als een rood scharlaken blozen, U in uw huis zoo liefelijk begroet.
Wij beamen volkomen wat de oude dichter van den zomeravond getuigt, doch durven desniettemin zeggen dat gedurende het gansche jaar geen avond zoo schoon, zoo treffend, zoo opwekkend voor geest en hart is als die welke het feest van de Geboorte des Heeren voorafgaat. 't Is waar de natuur slaapt alsdan; de bloemen zijn verdwenen, de boomen zijn van hun tooi ontdaan, het water is als versteend en de groene velden zijn onder een lijkkleed bedolven, doch in de woningen van hen die de komst van Christus als den Verlosser van het menschelijk geslacht vieren, geuren alsdan de bloemen van godsvrucht en schuldelooze blijdschap en overal waar men de vensters en deuren niet heeft geopend voor de moderne lichtzinnigheid en het ongeloof, schittert de ster van Jacob met een glans en een luister waarbij de gloed der avondster niet kan worden vergeleken.
Zij die geen geloof bezitten of in den zwijmelroes der aardsche genietingen voortleven, kunnen dit niet beseffen. Men moet gedurende den Advent gehoor gegeven hebben aan de stem roepende in de woestijn, men moet gedeeld hebben in de verzuchtingen der Kerk: Dauwt, hemelen, den Rechtvaardige; en gij, o aarde, open uwen boezem en breng den Verlosser voort,’ om in de volle vreugde des harten met de engelen te kunnen zingen: Eer zij God in den hoogste, en op aarde, vrede den menschen van goeden wille.
Met zulke gevoelens waren onze voorouders bezield wanneer zij den Kerstavond in den huiselijken kring vierden, vol heilige feestvreugde; zulke gevoelens bezitten nog allen die in ootmoed des harten de komst des Heeren verbeiden en in den vooravond van den heiligen nacht reeds in den geest bij de kribbe van het goddelijk kind gezeten zijn en met het engelenchoor zingen: Eere zij God in den hoogste, en op aarde, vrede den menschen van goeden wille.
Door alle eeuwen heên is de Kerstavond een feestavond geweest in den schoot des huisgezins; ouders en kinderen vereenigden zich om, door heilige vreugde bezield, liederen te zingen ter eere van het goddelijk Kind dat in een kouden nacht geboren werd in een armen stal. Zijn zulke liederen geene geurige bloemen te midden van den winterslaap der natuur? Zijn het geen bloeiende rozen van hart en geest die daar geofferd worden?
De koude adem van den ongeloovigen en zinnelijken tijdgeest heeft er veel toe bijgedragen om aan den Kerstavond de godsdienstige tint te ontnemen; de wereld viert op dien avond ook feest door bals en concerten, door bijeenkomsten, waar wel de bloemen aan de natuur kunstmatig ontwoekerd bloeien, maar waar de bloemen van godsvrucht onbekend zijn, waar men den plechtigen ernst van den Kerstavond ontheiligt door lichtzinnige vermaken. Velen wier hart niet ongevoelig is voor ware godsvrucht, doch die zich in den maalstroon van het maatschappelijk leven laten medeslepen, wonen de profane vermaken van den Kerstavond bij of begeven zich in de kringen waarin zij gewoon zijn te verkeeren, en al heerscht daar ook soms al geene straf bare luidruchtigheid, de Kerstavond gaat voor hen verloren en voorzeker met de voorbereiding ook een groot deel der verdiensten van het kerkelijk feest,
't Is waarlijk te betreuren dat niet overal de Kerstavond in de huisgezinnen wordt gevierd, zooals men dat eertijds gewoon was, in heilige vreugde. Onze duitsche naburen hebben ons daarin altijd een schoon voorbeeld gegeven. Zij plaatsten in hunne huiskamers eene heilige kribbe en plantten een zoogenaamden Kerstboom, een denneboompje, vol lichten en met geschenken voor de kinderen beladen. Men zong de oude Kerstliederen, zoo tintelend van geloof, zoo hoogst eenvoudig en toch onnavolgbaar poëtisch. Men knielde bij de heilige kribbe waarin het kindje Jezus lag, omringd door zijne maagdelijke moeder, zijn voedstervader, den os, den ezel enz. Men verplaatste zich in den geest in den stal van Bethlehem en zong herdersliederen. Welk een heerlijk voorbeeld was dat voor de kinderen, bij wie zulke indrukken soms het gansche leven door bewaard blijven. En wat zou de grooten kunnen weêrhouden om ook aan zulk eene feestvreugde deel te nemen? Waarom zouden wij in den vooravond van den nacht waarin het goddelijk Kind geboren werd niet eens weder als kinderen kunnen worden! Bij andere gelegenheden schaamt zich niemand om in de vreugde der kinderen te deelen, om vaak de ongerijmdste liedjes met de kinderen te zingen en hunne kinderlijke ‘vreugdebedrijven’ bij te wonen, wat kan ons dan weêrhouden om op Kerstavond met de kleinen de schoone liedereu te zingen, die door zoo vele eeuwen heen bewaard zijn gebleven, om bij de kribbe van Hem neêr te knielen die gezegd heeft: zoo gij niet wordt als deze kleinen zult gij het hemelrijk niet beërven?
Het godvruchtig gebruik om op Kerstavond een heilige kribbe te stellen is zeer oud. Het is zes eeuwen geleden dat de H. Franciscus van Assisi het eerst op dit denkbeeld kwam. Deze serafijnsche heilige, wiens teedere liefde voor het Kindje Jezus bekend is, verzocht aan den toenmaligen Paus de vergunning om in zijne kerk eene kribbe met het Kindje Jezus te mogen plaatsen. Hij ontving daartoe verlof. Op Kerstnacht schaarden zich zijne kloosterbroeders rondom die kribbe en zongen daar liederen. De geloovigen die deze plechtigheid bij woonden waren tot tranen toe bewogen. De heilige Franciscus herhaalde dit telken jare en van dien tijd af is het gebruik niet alleen in eere gehouden maar langzamerhand onder het volk zoo algemeen geworden dat men in Duitschland nog op dit oogenklik fabrieken heeft, waarin men zich voornamelijk bezig houdt met het vervaardigen van stallen van Bethlehem in alle afmetingen.
Ook de Kerstboom, ofschoon niet geheel van geestelijken aard, heeft eene schoone beteekenis. Die boom prijkt met tal van lichten en is met allerlei geschenken voor kinderen versierd. Na het Kindje Jezus in de kribbe vereerd te hebben begeven de huisgenooten zich naar den Kerstboom, en daar ontvangt ieder zijn geschenk. Geen wonder dus dat de kinderen in Duitschland naar de komst van het Kindje Jezus verlangen, en het moet verstandige ouders weinig moeite kosten om door eene gepaste voorbereiding te zorgen dat de kinderen van dien boom ook vruchten voor de eeuwigheid plukken, om hen naar gelang hunner ontwikkeling te wijzen op de goedheid van God, die zijn eenigen Zoon schonk om het menschdom gelukkig te maken.
Er zit inderdaad eene veelzijdige beteekenis in den Kerstboom. Hij is en blijft altijd groen en geeft daardoor een denkbeeld van de onvergankelijke heilige Kerstvreugde. De lichten, die er aan prijken, herinneren ons dat Christus het ware licht is, in deze wereld gekomen om alle menschen te verlichten, zooals de oude Simeon bij de opdracht in den tempel zeide. Men vindt ook vruchten aan den boom, vergulde noten en appelen; zij doen denken eenerzijds aan de verlokkende vrucht van den boom der kennis, ten andere aan de vruchten van het verlossingswerk aan den boom des kruises. De overige geschenken van den Kerstboom kunnen als zoo vele zinnebeelden beschouwd worden van de hemelsche gaven, die ons door de eeuwige liefde des Vaders, in de menschwording van zijn eenigen Zoon deelachtig zijn geworden.
Ziedaar de beteekenis van den boom, die in Duitschland in de katholieke gezinnen reeds vóór vele eeuwen op Kerstavond werd geplant.
Dit gebruik bestaat nog, zoowel in de steden als op het land, doch het is op vele plaatsen door den geest des tijds ontaard tot eene vertooning, die met den eigenlijken Kerstavond niets gemeens beeft. Zij die in het geloof verflauwd of geheel door het moderne ongeloof of de wereldgezindheid van onzen tijd zijn medegesleept, hebben echter geen afstand kunnen doen van het gemoedelijke, het poëtische dat aan de christelijke viering van den Kerstavond verbonden is. De heilige kribbe wordt natuurlijk niet in hunne huiskamers opgesteld, de Kerstboom wel; doch hij heeft geene beteekenis meer, hij dient slechts tot het dragen van geschenken voor kleinen en grooten. En welke geschenken! Men behoeft slechts in de dagen die het Kerstfeest voorafgaan, de aankondigingen der verschillende dagbladen in te zien om zich daarvan te overtuigen. Niet slechts lichtzinnige maar zelfs zeer zedelooze en ongodsdienstige boeken worden als feestgeschenken aangeboden en ook werkelijk als zoodanig gebezigd.
Het is een feit dat zelfs door velen van hen die alle geloof in Christus als den eeniggeboren Zoon van God verloren hebben, Kerstboom worden opgericht. Zij maken een wereldsch feest van den Kerstavond, deelen de geschenken aan kleinen en grooten uit en geven zich, wanneer de kinderen verwijderd zijn, soms aan de grootste luidruchtigheid over.
Is dat geen openbare hoon den heiligen avond en het christelijk feest aangedaan?
De speculatie-geest is ook reeds in vele landen van den kerstboom misbruik gaan maken. In openbare gebouwen en winkels worden schitterend verlichte boomen opgericht; men houdt daarbij tombola's.
Zoo weet het ongeloof de kerkelijke feesten gemoderniseerd het maatschappelijk leven binnen te voeren en er zijn, helaas! maar al te veel Christenen die daaraan deelnemen, zonder te denken dat zij hen in de hand werken wier toeleg het is de geheiligde gebruiken van zoovele eeuwen in schandelijke parodiën te doen ontaarden.
In ons land heeft onder de oprechte Katholieken de Kerstboom nooit wortel willen schieten; het stellen eener heilige kribbe in de huiskamers is even onbekend, doch het ware te wenschen dat het vieren van den Kerstavond nog zoo in eere werd gehouden als onder onze voorvaders, zelfs tijdens de dagen van verdrukking. Mocht ons Kerstlied eenigermate kunnen bijdragen om dat schoone gebruik te doen herleven, wij zouden ons zeer gelukkig achten.