[Nummer 13]
De hoofdkerk van Kantelberg.
Niet zonder huivering leest men in de engelsche geschiedenis het volgende staaltje van de goddeloosheid van Hendrik VIII. Op zekeren dag plaatste hij zich op een rechterstoel en daagde den, in 1170 overleden, heiligen aartsbisschop Thomas Becket, om zich te verdedigen tegen de beschuldiging van gekwetste majesteit. Daar de heilige niet verscheen, werden al de punten der beschuldiging aangenomen, verklaarde Hendrik den in geheel de Christenheid vereerden aartsbisschop schuldig aan hoogverraad en sprak het vonnis uit dat diens overblijfsels zouden worden vernield en de reliquie-kas, waarin zij besloten waren, benevens al de schatten en kostbaarheden der kathedraal van Kantelberg, eertijds de aartsbisschoppelijke kerk van den heilige, zouden worden verbeurd verklaard ten voordeele van de koninklijke schatkist. Deze schandelijke daad, een gekroonden dwingeland, zooals Hendrik VIII, ten volle waardig, wekte den afschuw op van alle weldenkenden, terwijl de voorstanders der nieuwe leer zelf hunne verachting jegens hem door bijtenden spot aan den dag legden.
Eene eeuw later moest deze schoone kathedraal eene nieuwe ontheiliging ondergaan, toen zij namelijk in 1643 tot kazerne bestemd werd. Het parlement bekrachtigde dit vandalisme, en de uitvoering daarvan werd opgedragen aan Richard Culmer, verkondiger des goddelijken woords!!!
De geschiedenis dezer kerk, waarvan nevenstaande gravure eene schoone teekening geeft, is te merkwaardig dan dat wij haar niet in eenige korte trekken zouden weêrgeven.
Toen de H. Augustinus, de Apostel van Engeland, door den H. Gregorius den Groote derwaarts ter bekeering der Anglo-Saksers gezonden, zag dat God zijn werk zegende, reisde hij naar Frankrijk om de bisschoppelijke wijding te ontvangen. In Engeland teruggekeerd, ‘wierp hij te Kantelberg de grondslagen zijner bisschoppelijke kerk, en wijdde haar, toen zij voltooid was, aan den H. Verlosser. Dit geschiedde in het laatste jaar der VIe eeuw, zoodat de kerk van Kantelberg als een der oudsten in de geheele Christenheid kan beschouwd worden.
DE KATHEDRAAL VAN KANTELBERG.
De Paus schonk een aantal voorrechten aan de nieuw gebouwde kerk; hij zond den bisschop het pallium, gaf hem de macht om bisschopszetels te vestigen te York, Londen en op andere plaatsen waar hij het geschikt oordeelde, en verhief de kathedraal van Kantelberg tot metropolitaankerk over alle andere kerken van Engeland.
De H. Augustinus stierf in 604 en werd begraven in het door hem bij de kerk gebouwde klooster; in 1091 werden zijne overblijfselen in de kerk zelve overgebracht. Onder zijne opvolgers waren vele prelaten, welke niet alleen in Engeland maar in de geheele Christenheid beroemd waren om hunne deugden en schitterende geleerdheid. Verscheidenen speelden eene gewichtige rol in de gebeurtenissen van Groot-Brittannië en bewezen hun vaderland bij menige gelegenheid belangrijke diensten.
In het begin der 10e eeuw werd de kerk van den H. Augustinus door de Denen verwoest, en gedurende meer dan dertig jaren groeiden doornen en distelen op hare puinhoopen. Het gelukte den heiligen aartsbisschop Odo over duizend moeielijkheden te zegevieren, en hij begon zijne kerk te restaureeren; het werk was door zijn opvolger, den H. Dunstan, genoegzaam ten einde gebracht toen de kerk 24 jaren na diens