Van het oorlogsveld.
IJzingwekkend zijn de gruwelen door de Duitschers den 1 September, te Bazeilles gepleegd.
Het eertijds zoo schoone dorp met zijne twee duizend inwoners is niets meer dan een hoop verkalkte steenen en lijken door de vlammen zwart geblaakt.
De Beiëren en Pruisen, om de bewoners te straffen dat zij zich verdedigd hadden, staken het dorp in brand. De meeste nationale garden waren dood; de bevolking zat in de kelders: vrouwen, kinderen, grijsaards allen werden verbrand!
Op de 2000 bewoners bleven er nauwlijks 300 over, om te getuigen dat zij door den vijand gansche familiën in de vlammen zagen terugdrijven en de vrouwen fusilleeren, welke wilden vluchten,
‘Ik heb met eigen oogen de rookende puinen gezien van dat ongelukkig dorp,’ zegt een correspondent van de Times. ‘Geen huis staat recht. Een reuk van gebrand vleesch stijgt u in de keel. Ik heb verbrande lijken zien liggen, op den dorpel hunner woning.
De oorlog heeft zijne gestrengheden, maar hij heeft ook zijne regels, gegrond op de wetten der eer en der menschelijkheid. Die wetten, Beiëren of Pruisen, die te Bazeilles waart, hebt gij geschonden. Gij hebt uwe overwinning geschandvlekt. Ik doe een beroep op de wereld, op de geschiedenis welke u oordeelen zal.
Ik vraag u of gij recht hebt, kinderen en vrouwen van een dorp te dooden en te verbranden wier bewoners hunne haardsteden en hun vaderland verdedigden?
‘Neen, gij hadt het recht niet Bazeilles in brand te steken; gij hebt gedood om te dooden; gij hebt u gedragen als wilden en niet als soldaten.’
Iemand, welke het slagveld van Sédan bezocht, getuigt in eene ambulans een kind van veertien jaren gezien te hebben, dat schrikkelijk verminkt was. De scherven van een houwitser hadden het de twee beenen en een hand afgeslagen. Zijne moeder zat weenend aan zijn bed. Hartverscheurend was de smart der beide ongelukkigen. Bij gelegenheid der vlucht des keizers had het kind de wonden bekomen.
Het was 1 September. Alle hoop voor het fransche leger was verloren. De keizer stijgt op de Turenne-plaats van zijn paard en geeft de teugels in de hand van een kind dat daar staat. Op dit oogenblik valt er een hagelslag van granaten. Een bom barst aan de voeten van het beeld. Het kind en verscheidene personen der omgeving worden gekwetst, de keizer blijft ongeschonden.
Op verschillende plaatsen, vooral van Lotharingen, was de haat der inwoners tegen de doortrekkende pruisische troepen zoo groot, dat men in de waterputten zand en vuilnis wierp, ten einde aan de paarden en manschappen der vijanden het drinken te beletten. Eene vreeselijke wraak volgde telkenmale op deze wanbedrijven en o.a. werd daarom te Kaiserslautern een geheel huisgezin met vrouw en kinderen vermoord en eene prachtige hoeve met 40 stuks vee in de asch gelegd.
Meermalen sneden de boeren de telegraafdraden door; viel zulk een boer in de handen van een hulaan, dan sloeg hij hem gewoonlijk tot straf een strik om den arm, sleepte hem een eind weegs voort aan zijn paard gebonden en vervolgens werd de boer zonder vorm van proces opgehangen.
Gerstäcker, de correspondent van een duitsch blad verhaalt, dat te Courcelles aan een gewond, stervend pruisisch officier door eene oude fransche vrouw van 70 jaren de oogen werden uitgestoken.
Eenige oogenblikken later drongen pruisische huzaren binnen, ontdekten de gruweldaad, sleepten de vrouw naar buiten en trapten haar letterlijk dood.
Gerstäcker, welke het verhaal eerst niet gelooven wilde, liet het lijk der oude opgraven en werd aldus van de droevige waarheid overtuigd.
Hoe er te Sédan dapper gevochten is, blijkt o.a. uit het volgende feit: een luitenant-kolonel, op het punt zijnde van met zijn regement omsingeld te worden, roept uit: ‘ik geef mij niet over, volgt mij.’
Allen snellen naar een klein bosch, waar verscheidene ladingen schroot op hen gelost worden; toen de luitenant-kolonel in het bosch kwam, zag hij niemand meer bij zich dan zijn ordonnans; al de anderen waren gevallen!
Het huisje op den weg van Sédan waar de samenkomst tusschen Napoleon III en den graaf von Bismarck plaats had, wekt veler belangstelling en heeft den bewoners een zonderling middel om geld te verdienen verschaft.
De huurder namelijk van de bovenkamer, waar de keizer en de minister hun gesprek dat zij op de benedenplaats van 't huisje begonnen waren, voortzetteden, wil tot geenen prijs de stoelen, waarop de twee voorname personages gezeten waren, verkoopen, doch vergunt zijne bezoekers de eer om op den stoel van Napoleon of op dien van von Bismarck te gaan zitten, mits.... zij hem eene behoorlijk som per hoofd als eeregeld betalen. Natuurlijk zijn er vele liefhebbers voor deze curiositeit en de speculatie doet den bewoner van 't huisje goede zaken maken.