Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Mgr. Lubienski.
(Slot.)

Het was Zondag, de 30e Mei; de voorafgegane week had Mgr. te midden van drukke bezigheden doorgebracht; dien dag zelf had hij in zijne hoofdkerk nog negen diakens gewijd, de laatsten die van zijne hand eene wijding zouden ontvangen. Vervolgens hield hij zich bezig met zijne briefwisseling en deed in den namiddag een uitstapje, waarvan hij des avonds ten acht uur weêrkeerde. Twee uren na middernacht was van den klokketoren gehoord, toen de generaal Müller te Sejny aankwam. Zijn eerste woord was een bevel om postpaarden gereed te houden, daarna begaf hij zich naar de prefecture en beval dat men alle gendarmen der stad zou verzamelen. Met dit alles was men ten drie ure gereed en nu trok de generaal met zijne bende op naar het bisschoppelijk paleis, welks deuren op de eerste vraag voor hem geopend werden.

Mgr. bewoonde de tweede verdieping; de generaal vorderde van een bediende dat hij hem den weg naar de kamer van den bisschop zoude wijzen en- den prelaat zou bekend maken ‘dat een generaal, zoo even van Warschau aangekomen, hem wilde spreken.’ De bediende, waarschijnlijk bekend met het doel dezer nachtelijke visite, wilde zich verontschuldigen door te zeggen dat hij de kamerbediende van zijne Hoogwaardigheid niet was, maar eenige woorden, aan het russische soldatenwoordenboek ontleend, die wij hier kieschheidshalve niet zullen weêrgeven, en het voorhouden van een koppel pistolen waren genoeg om den onwillige te doen buigen. De bediende ging voor; de generaal met eenige burgerlijke ambtenaren en een gedeelte der gendarmen volgde hem; de overigen hadden in last de personen der omgeving van den bisschop in hunne kamers te bewaken.

De eerste afdeeling had de kamer van den bisschop bereikt; de bediende ging binnen, wekte den prelaat en onderrichtte hem van alles wat er had plaats gehad. De bisschop richtte zich in zijn bed op, bedekte een oogenblik het gezicht met beide handen, en verliet daarna, door een kort gebed versterkt, zijne legerstede, kleedde zich haastig, en borg de belangrijkste papieren met de bul van den Paus op zijne borst. Daarna begaf hij zich naar den salon om zijn nachtelijken bezoeker te ontvangen; Müller reikte hem een brief over van den beruchten Moukhanof. Van welken aard was zijn inhoud? Het is niet met zekerheid bekend, maar meestal goed ingelichte personen verklaren, dat daarin het bevel tot verbanning aan den bisschop werd kenbaar gemaakt en wel op grond van wederspannigheid jegens het gouvernement, van het terugroepen van zijn gedelegeerde, van geheime briefwisseling met Rome en van pogingen om de overige bisschoppen zijne handelwijze te doen navolgen; dien ten gevolge moest de bisschop voor den tijd zijner ballingschap een administrator aanstellen, om zijne plaats te bekleeden.

Na het lezen van dien brief verzocht Monseigneur dat het hem werd toegestaan om zich van een priester te doen vergezellen; dit werd echter kortaf geweigerd; slechts één knecht mocht hij medenemen. Op zijne beurt vroeg nu Müller dat de bisschop zijne papieren zoude laten verzegelen; Mgr. stemde er in toe en begon zelf te wijzen waar men, in laden, kassen en koffers, zijne brieven en papieren kon vinden. Daarna ging hij in eene aangrenzende kamer om eene volmacht voor zijn administrator te schrijven.

Terwijl hij hiermede bezig was kwam Roger Lubienski, die op het groot seminarie de theologie studeerde en door een professor, die de gewapende bende had zien voorbij trekken, gewaarschuwd was, aan het paleis van zijn oom, waar hem evenwel de toegang geweigerd werd. Hij wist op welke wijze men met russische soldaten moest omgaan, en beval nu op gebiedenden toon dat men den generaal zou bekend maken dat hij, Roger Lubienski, zijn oom wilde spreken. Eenige oogenblikken later verscheen een officier om hem te geleiden, en weldra lag de jeugdige leviet voor de voeten van den belijder des Geloofs, van den onverschrokken strijder voor het recht der Kerk. Op dat oogenblik daalde de zegenende hand van den bisschop neêr op het hoofd van den neef, dien hij gehoopt had eenmaal zelf in de rangen der priesters van Christus' Kerk op te nemen, en dien hij thans voor het laatst zou zien, voor het laatst in zijne armen zou mogen drukken. Daarna richtte de bisschop zich op om zijn neef aan Müller voortestellen en begaf zich weder naar zijne plaats om zijne korrespondentie voorttezetten. Gedurende den tijd dat Müller den jongen seminarist een verhoor deed ondergaan, hetwelk deze door zijne ontwijkende antwoorden zoo nutteloos mogelijk maakte, schreef de bisschop brieven aan den priester, dien hij als zijn administrator had gekozen, aan Moukhanof die hem verbande, aan het kapittel en aan zijn tachtigjarigen vader. Toen hij hiermede geëindigd had riep hij zijn neef weêr tot zich, om hem met zachte stem eenige bevelen te geven, en belastte hem daarna luide met de taak om alles gereed te maken wat tot het H. Misoffer vereischt wordt en den knecht te gaan helpen, om de noodige voorbereidselen voor de reis te maken. Zijne aanvraag om voor zijn vertrek nog de Misse te mogen opdragen werd met eene weigering beantwoord; de bisschop begaf zich dan naar zijn kabinet en kleedde zich in reisgewaad. Weldra keerde hij met zijn neef naar den salon terug, waar hij den generaal uitnoodigde om met hem thee te drinken, die de vervolgde voor zijne vervolgers had doen bereiden. Bij deze gelegenheid toonde de bisschop door zijne gulle vriendelijkheid, waarmede hij tot allen sprak hoe weinig afkeer hij gevoelde van hen, die belast waren om tegen hem zelven een onrechtvaardig en tiranniek vonnis uit te voeren.

Uit den salon begaf Mgr. Lubienski zich in gezelschap van zijn neef en van zijn aalmoezenier, die ongemerkt zijne kamer had kunnen verlaten, naar de kapel om er te bidden; met luide stem hief hij het ‘Te Deum,’ het ‘Salve Regina’ en het ‘Memorare,’ aan, waarna hij het altaar beklom en den plechtigen herderlijken zegen uitsprak over zijne kudde, vertegenwoordigd in de twee personen die bij hem waren en aan wie hij den last opdroeg aan allen kenbaar te maken, hoe hij allen had gezegend voor dat hij hen gedwongen ging verlaten, om in een vreemd land en onder een doodend klimaat van hen gescheiden te gaan sterven. Toen nam hij wederom zijn neef bij de hand en begaf zich, door den generaal voorafgegaan en te midden der policie-agenten, naar het rijtuig, dat hem in de straat wachtte. Hier deed zich een hartverscheurend schouwspel op. Al de Katholieken van Sejny bevonden zich ter plaatse om om zich nog eens voor hunnen bisschop neêr te werpen en zijn zegen te vragen. Zwijgend en verslagen liggen zij daar neêr; de bisschop heft de handen ten hemel en smeekt van den barmhartigen Vader aller geloovigen zijn zegen af over eene vervolgde kudde, aan welke de herder ontrukt wordt. Op dit oogenblik werpt het volk zich eenparig vooruit; in een oogenblik zijn de gendarmen weggedrongen of ter aarde geworpen; allen willen hunnen bisschop nog eerst de hand of de kleederen kussen, allen willen hem nog eerst een bewijs hunner liefde geven. In den beginne liet Monseigneur hun den vrijen teugel aan hunne liefdebetuigingen vieren, maar ziende dat de verwarring klom, dat het volk tot oproerigheid begon over te slaan, deed hij pogingen om in het rijtuig te stappen. Toen was het dat Müller, alle achting en eerbied vergetend, den bisschop met den arm greep, in het rijtuig stiet en er zelf naast hem plaats nam. De koetsier reed in den galop weg door de menigte, die zich op het rijtuig bleef werpen, waarvan de wielen den voet eener arme vrouw verpletterden. Het sloeg zes uren; de morgen van den laatsten dag der Meimaand was aangebroken.

De doorluchtige balling werd naar Grodno gevoerd om van daar per spoor naar de plaats zijner bestemming te gaan. Tegen 10 uur in den morgen hield men stil te Kopciow, waar in eenige minuten de aankomst van drie rijtuigen met gendarmen, een russisch generaal en den bisschop van Sejny bekend was. De pastoor der plaats begaf zich terstond

[pagina 323]
[p. 323]

naar den generaal en verzocht hem met zijn gevangene ten zijnent het middagmaal te willen nemen; dit aanbod werd aangenomen en tegen den middag begaf men zich naar de pastorie. Van de weinige vrije oogenblikken, die hem werden gegund, maakte de bisschop gebruik om nog naar Warschau te schrijven en eene schuld van honderd roebels, die hij nog niet had kunnen voldoen, te betalen.

Na den maaltijd werd de generaal verwittigd dat eene brug, welke men aan het uiteinde van het dorp moest overtrekken, in te slechten staat was om per rijtuig den overtocht te wagen en zoo moest nu de doorluchtige balling wederom tusschen eene dubbele rij geloovigen doorgaan, die allen met aandrang zijn zegen vroegen. Tegen vijf uur in den namiddag bereikte men Sapockini; hier werd het hart van den bisschop pijnlijk getroffen door de nimmer te rechtvaardigen handelwijze van den grieksch-vereenigden bisschop Kuzienski, die zich laf genoeg betoonde, om uit vrees voor den Rus den geloofsbelijder niet in zijn paleis te Willen ontvangen.

Een half uur later verliet men Sapockini weder en kwam denzelfden avond te Grodno aan. Müller gaf hier zijn gevangene over aan een officier der gendarmen die tot dat doel was afgezonden en vertrok zelf per spoortrein naar Warschau. Gedurende de geheele reis, was Müller bijzonder beschaafd geweest en voorkomend jegens den bisschop, zoodat die verandering van geleider dezen smartelijk moest treffen.

Het is noodig hier in het voorbijgaan kennis met den nieuwen geleider des bisschops te maken; men kan er veel uit leeren wat anders misschien ongemerkt voorbij zou gaan. Deze officier der gendarmen was een man van middelmatige lengte, krachtigen lichaamsbouw, donker en niet voordeelig uitzicht, doordringenden en onheilspellenden blik; maar wat meer dan al die uiterlijkheden in aanmerking dient genomen te worden is dat dezelfde officier reeds meer zijne diensten had bewezen bij het vervoeren van een gebannen bisschop en dat ook toen de reis met den dood van den balling geëindigd is. Het is bekend dat Mgr. Kalinski, vereenigd grieksch Bisschop daags na zijne aankomst ter plaatse zijner ballingschap is gestorven.... Op wat wijze?... Men zegt dat hij verstikt is. - Wat er van zij, dit is zeker dat én Mgr. Kalinski, én Mgr. Lubienski, beiden werden overgeleverd aan dezen persoon, dat beiden zijn bezweken en zeer zeker hun natuurlijken dood niet gestorven zijn.

Te Grodno werd Mgr. Lubienski strenger dan elders bewaakt en niet dan met moeite kon hij zijn knecht bij zich ontvangen. Den volgenden morgen werd hij reeds vroeg naar het station overgebracht; bij iedere halte, bij ieder station langs de geheele lijn was de gewapende macht op de been. Na een langen en vermoeienden tocht kwam men eindelijk te Wilna, welks jaarboeken voortaan eene gruweldaad te meer te vermelden hebben.

Hier werd aan Mgr. Lubienski geheel alleen en in eene afzonderlijke kamer een middagmaal voorgezet, niemand, zelfs niet zijn knecht, mocht bij hem zijn. Slechts de officier bevindt zich aan zijne zijde. Nauwelijks heeft hij de spijzen genuttigd of hij wordt overvallen door krampachtige aandoeningen en brakingen. De officier is terstond in de weer om dit voorval met een schijnschoon masker te bedekken en alles slechts aan eene voorbijgaande onpasselijkheid toe te schrijven. Aanstonds gaat men weêr op reis naar Dunaburg, waar men de lijn van Witebsk neemt, dat men denzelfden dag bereikt. Monseigneur werd dien avond in het stationsgebouw opgesloten en bewaakt.

Men heeft beweerd dat Mgr. Lubienski ten gevolge van hevige gemoedsaandoeningen in eene ijlkoorts was gevallen, welke zijn dood veroorzaakt had, maar deze bewering wordt gelogenstraft door een geheimen brief van den bisschop aan een persoon van Warschau, waarin hij meldde dat hij na zijn middagmaal te Wilna door maagkrampen, gevolgd van brakingen, werd overvallen, doch dat hij desniettemin even opgeruimd en tevreden bleef als ooit te voren, dat hij zooals altijd geheel onderworpen was aan de goddelijken wil. Bij dit bewijs komt dat men aanstonds bemerkte dat het bisschoppelijk kruis ten gevolge der braking geheel en al zwart was geworden.

Van Witebsk werd de bisschop naar Orel en van daar naar Moskau gevoerd. Nieuwe smarten, zoo des lichaams als des geestes, wachtten hem in de oude hoofdstad van Rusland. Van Wilna tot Moskau had zich eene inwendige ontsteking bij hem geopenbaard; thans vroeg hij met aandrang een priester, daar hij zich zeer slecht bevond; deze troost werd hem geweigerd. Men riep bij den zieke een consult van doctoren, niet meer om hem te genezen, maar om te onderzoeken of de ziekte van dien aard was dat men noodzakelijk een katholiek priester moest toelaten. Het antwoord was dat het gevaar nog niet geheel en al dreigend was, maar dit weldra worden zou. Hierop werd terstond bevel gegeven om verder te gaan, waaruit genoegzaam blijkt dat de dood van den bisschop ten minste niet onaangenaam moet zijn geweest voor zijne geleiders, want, ware het al dat de ziekte zelf niet aan vergiftiging moest worden toegeschreven, dan nog was dit bevel om te vertrekken het doodvonnis voor den roemrijken belijder. Deze toonde echter, naar het rapport van den officier zelven, die hem geleidde, niet den minsten spijt of tegenzin; bijna onophoudelijk sprak hij met den officier als ware er niets gebeurd; veelal sprak hij over zijn jeugdigen neef Roger Lubienski.

De officier wel voorziende, misschien zelfs wel wetende, dat hij vóór zijn aankomst te Perm slechts een lijk zou geleiden, brak de reis te Nizny-Novogorod af. Het was Maandag, den 7en Juni, acht dagen na zijn vertrek van Sejny, dat Mgr. Lubienski te dier plaatse in een hôtel werd neêrgelegd op zijn stervensbed. Reeds den volgenden dag was zijne spraak zeer belemmerd, zijne tong met eene zwarte dikke laag overdekt, zijne keel scheen hem te branden; het vergif dat hem ondeimijnde deed hem zich krampachtig in zijn bed bewegen, in smarten, die nog drie lange dagen aanhielden. Te midden en in weerwil dier folteringen bleef hij tot den laatsten snik het gebruik zijner verstandelijke vermogens behouden. De dood naderde met rassche schreden en thans eerst liet men een katholiek priester den bisschop naderen. Hij trad binnen het Allerheiligste met zich dragend. Toen de martelaar hem zag scheen hij zijne smarten te hebben vergeten; een straal van vreugde blonk nog uit die brekende oogen, hij had in den priester eenen vriend herkend, die hem zijn God bracht, voor wiens eer hij leed en sterven ging. De priester plaatste het Allerheiligste op de tafel en ging zich dan voor het bed op de knieën neêrwerpen om den zegen van den martelaar te vragen; de bisschop, door dit eerbewijs nog meer getroffen, omhelsde hem met de tranen in de oogen, gaf den zegen en begon zijne biecht te spreken. Vier uren lang bleef de priester bij den zieke, dien het spreken bijzonder afmatte en aan wien hij eerst na dien tijd de Communie kon toedienen. Terstond daarna werd de priester verwijderd, terwijl ook al dien tijd een Kozak in een hoek der kamer de wacht had gehouden, niettegenstaande de herhaalde vragen van den bisschop dat hij zoude weggaan.

Gedurende de laatste dagen waren de pijnen van den lijder geheel en al geweken; het vergift had zijne werking gedaan; op den 16en Juni eindelijk gaf de groote bisschop kalm en gelaten den geest. Hij was gestorven voor het geloof, want zijne gehechtheid aan de Katholieke Kerk, de vrijmoedigheid, waarmede hij haar verdedigde in het uur van den strijd, was de eenige oorzaak van alles wat hem trof.

Dit droevig maar nogtans troostvol uiteinde van den heiligen bisschop werd door graaf Berg aan den vader en verdere familie van den geloofsheld bekend gemaakt. Het was te vergeefs dat de grijsaard zich voor den russischen autocraat vernederde om het stoffelijk overschot van zijn zoon te mogen begraven. Dit werd den 18en Juni te Nizny-Novogorod bijgezet op het openbaar kerkhof. Slechts één man vergezelde het lijk naar zijne laatste rustplaats, het was Leo, de trouwe bediende, die zijn zaligen meester had bijgestaan tot het laatste oogenblik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken