Zoo was eene afdeeling Kozakken - naar de ouden van dagen vertellen wel eenige honderden mannen sterk - naar eene welvarende streek van ons Vaderland afgezakt en beieverde zich om de geleden rampen nog zooveel mogelijk te verzwaren, ja onherstelbaar te maken. Ontzettend waren de gruwelen die zij pleegden; niets was voor hen veilig; ouderdom noch geslacht waren voor hunnen moedwil gevrijwaard. Geen wonder dat de mare: ‘de Kozakken komen’ als eene aankondiging van bitter wee en onbeschrijfelijke ellende gold, die op verren afstand reeds der ongelukkige bevolking, welke door den onspoed der tijden hun weerloos was prijs gegeven, den schrik om het harte joeg.
Zoo trokken deze ruwe inboorlingen van Ruslands steppen gestadig voort, overal plunderend en door de gruwzaamste mishandelingen van de ongelukkige boeren het verborgen geld en goed afpersende. Eindelijk bereikten zij een dorp dat om eene zekere welvarendheid bekend was en daarom dan ook meer dan eenig ander van hen te lijden moest hebben. Talloos zijn de treurverhalen die daarover bij de tegenwoordige bewoners nog heden voortleven; een daarvan willen wij hier weêrgeven om daaruit te beter over den rampspoed dier tijden een oordeel te kunnen vellen.
Bij de nadering der plunderaars waren reeds velen der voornaamste ingezetenen gevlucht om de mishandelingen te voorkomen, waaraan zij door hunne vermeende gegoedheid, welke nogtans reeds door andere roofzuchtigen was vernield, onvermijdelijk gingen blootstaan. Eenigen nogtans waren gebleven, hetzij zij geen toevluchtsoord kenden, hetzij de vertwijfeling hun zelfs de kracht en den wil om te vluchten had ontnomen.
Op eene eenigszins afgelegen hoeve woonde een vader met drie nog jeugdige kinderen. Zijne vrouw was voor eenige dagen bezweken aan de gevolgen der mishandelingen waaraan zij van de Franschen had blootgestaan; zijne goederen waren hem toen ontroofd, zijn paarden en rundvee weggevoerd of geslacht; zelf had de ongelukkige boer in doodsgevaar verkeerd en slechts door eene overhaaste vlucht was hij aan den dreigenden dood kunnen ontkomen. Na den aftocht der Franschen ziek en moedeloos teruggekeerd, had hij zijne vrouw gevonden worstelend met den dood, en alles op zijne hoeve verwoest en geplunderd.
EEN LANDSCHAP VAN A. VAN DEN VELDE.
Nog bloedde de wreede wond die den rampzaligen pachter in het hart was geslagen en reeds dreigden nieuwe rampen, nieuwe gevaren, zoo mogelijk nog grooter dan de eerste. Eenige sporen van vroegere welvaart duidden hem bij de nieuwe verdrukkers als een rijk man aan en zoo was hij dan ook weêr de eerste die al de gruwzaamheid dier barbaren moest doorstaan. De boer lag ziek te bed, en slechts zijn onschuldige kinderen, te jong nog om de ouderlijke zorgen te ontberen, waren in de woonkamer, toen op eens de deur werd geopend en eenige kozakken met een papier in de hand binnentraden. Verschrikt door die onverwachte verschijning vluchtte het oudste meisje naar haren broeder als zocht zij in zijne nog krachtelooze armen heul en bescherming tegen die geweldenaars; het jongste kind was ook naar zijn broêrtje gevlucht en had zich achter hem verborgen. Op den angstkreet zijner kinderen verliet de zieke vader zijn smartleger en vond tot zijne niet geringe ontzetting in zijn huis een tiental soldaten die door allerlei gebaren van hem voedsel en drank vorderden.
De arme man, zelf van het noodigste beroofd en niettegenstaande zijn schijnbaren rijkdom tot armoede vervallen, kon hun het gevraagde niet verschaffen. De Kozakken die dit niet wilden begrijpen - het uitzicht der hoeve had hun een rijken buit en overdaad van spijs en drank voorspeld - sloegen eindelijk tot bedreigingen en van deze tot gewelddadigheden over. Maar al hunne mishandelingen, zoo wreed en uitgezocht als slechts de Kozakken die kunnen uitdenken, mochten niet baten. Denkende dat zij door de kinderen te folteren beter hun doel zouden bereiken, grepen zij nu de onschuldige kleinen aan, sloegen hen wreedaardig met hunne van looden kogels voorziene zweepen en maakten zich gereed om hen te binden en naar buiten te sleuren. Dit was te veel voor het vaderhart van den ongelukkigen boer; zijn eigen smarten, de