De kardinaal Borromeo.
Geheel de katholieke wereld heeft het oog gericht op Rome, de wereldstad bij uitnemendheid, waar zoovele gewichtige punten beslist, zooveel hangende vraagstukken opgelost worden. Pius met zijne schitterende omgeving van de talentvolste mannen, die bij hunne schatten van geleerdheid dien anderen, nog meer onschatbaren perel voegen van godsvrucht en geestelijken adeldom, is de vraagbaak, thans meer nog dan anders, voor de geheele christelijke wereld niet alleen, maar ook zij, die er onder de hunnen roem opdragen niet tot de christelijke wereld gerekend te worden, houden het oog daarop gevestigd, terwijl 't geen daar gebeurt hun den schrik om het hart doet slaan. Wij zullen in de Illustratie eenigen uit dezen schitterenden hofstoet bespreken door in enkele korte trekken op de mannen te wijzen die om zoovele redenen zoozeer onze bewondering moeten wegdragen.
Eduard Borromeo is de zesde kardinaal uit dat edel en oud geslacht der Borromeo's van Milaan, dat eenmaal door de deugden van een grooten heilige nog meer in luister gestegen is. Ook de tegenwoordige Kardinaal Borromeo werd te Milaan geboren. Zijne eerste studiën volbracht hij in zijne geboortestad daar zijn vader, die door een godvruchtigen levenswandel schitterde, niet wilde dat zijn zoon in den gevaarlijksten leeftijd van de ouderlijke zorgen zou verstoken zijn. Toen werd hij naar Rome gezonden en opgenomen in de beroemde Academie der Edele Geestelijken.
Reeds spoedig leerde Paus Gregorius hem om zijne uitstekende hoedanigheden kennen en beloonde die door eene eervolle onderscheiding, de eenige belooning waarnaar de jeugdige priester haakte; de Paus verbond hem aan zijn hof door hem tot geheim deelnemend Kamerheer te benoemen. Deze bediening vervulde Borromeo met zooveel ijver dat hij door Pius IX, die inmiddels op Gregorius gevolgd was, eerst tot meester der Kamer en later tot majordomus van de apostolische paleizen benoemd werd. Ook deze onderscheiding van den kant van den H. Vader wist Borromeo zich waardig te betoonen door eene onwankelbare gehechtheid aan den persoon des Pausen, en een zeldzaam geëvenaarden iever en voorzichtigheid in die bedieningen aan den dag te leggen. Zijne verheven hoedanigheden zoowel als zijne onkrenkbare getrouwheid in de vervulling zijner ambtsbedieningen maakten hem bemind bij den H. Vader en bij het geheele romeinsche hof.
Door een waren priesterlijken geest behield legde Mgr. Borromeo zich terzelfder tijde toe op tallooze werken van liefdadigheid in navolging van den H. Carolus, de glorie van zijn edel geslacht. Wij zullen hier over zijne liefdewerken niet uitweiden, die hij beoefende in zijn beschermheerschap der scholen van het Borgo Pio, en in zijn patronaat der broederschappen wier voorzitter hij was, maar slechts nog vermelden dat Pius IX in het Consistorie van 14 Maart 1868 hem tot Karninaal-diaken benoemde van den titel der HH. Vitus en Modestus. In de Kardinaalscongregatiën is hij ingeschreven voor die der fabriek van St. Pieter, van de Geestelijke Immuniteit en van de Consistoriaal-vergadering.