[Nummer 33]
De prins van Condé.
Lodewijk II van Bourbon, prins van Condé, hertog van Enghien en eerste prins van den bloede, werd geboren te Parijs in het jaar 1621. In den krijgsdienst getreden deed hij zich reeds op 22jarigen leeftijd als een veldheer kennen die door dapperheid en krijgs-taktiek, zoo wel als door goedertierenheid en godsdienstzin uitmuntte. In den slag van Rocroi, die drie volle dagen duurde bracht hij de Spanjarden onder den markies de Mello eene beslissende nederlaag toe, welke den vijand op een verlies van 10,000 dooden, 5000 krijgsgevangenen, en van al zijn geschut en krijgsteekenen te staan kwam. De jeugdige veldheer echter wist na den slag zijne soldaten door woord en voorbeeld in toom te houden; men zag hem in daukbaarheid op het slagveld nederknielen en den God der Heerscharen lofprijzen voor de bevochten zegepraal en door deze handelwijze, meer dan door zijne woorden, wist hij zijne zegevierende krijgers van het nuttelooze bloedvergieten at te houden. Zulk ene overwinning op nog zoo jeugdigen leeftijd bevochten moest eene reeks van zegetochten openen, te lang om hier in al hare bijzonderheden verhaald te worden. Reeds het volgende jaar stond hij tegenover den oostenrijkschen generaal Mercy, even als zijn eerste tegenstander de Mello in den krijg vergrijsd; anvankelijk hij Freiburg teruggeslagen herstelde hij deze nederlaag door in den tijd van vier dagen drie veldslagen te leveren en uit alle drie met lauren beladen zegevierend te voorschijn te treden. Men verhaalt dat hij bij een dezer veldslagen zijn veldheerstaf in de vijandelijke verschansingen wierp en daarna met het zwaard in de vuist voorwaarts drong om hem aan het hoofd van een regement terug te halen.
Van deze en nog meerdere overwinningen teruggekeerd wist hij de binnenlandsche onlusten, die tegen het beheer van den kardinaal Mazarin gerezen waren, te bevredigen en later, toen de oproerigen het hoofd wederom opstaken, met een nietig leger de hoofdstad Parijs te bedwingen.
DE PRINS VAN CONDÉ
Langzamerhand echter sloeg ook op hem de steeds toenemende ontevredenheid tegen het beheer van den kardinaal over, en met bijtenden spot wierp hij zich op tegen den gunsteling van Lodewijk XIV; het antwoord op zijne spotredenen was dat de held van Rocroi, tegelijk met zijn broeder, den prins de Conti, in de gevangenis werd geworpen, waaruit hij eerst na een jaar werd outslagen. ‘Als de onschuldigste der menschen,’ zoo verklaarde hij later, ‘trad ik de gevangenis binnen, als de schuldigste heb ik haar verlaten.’ Mazarin werd ontslagen en Condé herwon zijne vrijheid; maar de wrok over de geleden behandeling was hem niet uit het hart gewischt, dit liet hij spoedig blijken. Met het beheer der provincie Guyenne belast maakte hij daarvan gebruik om tegen den koning de wapens aan te gorden en zich bij Frankrijks erfvijand, den koning van Spanje, aan te sluiten. Hier schitterden vooral zijne krijgstalenten in den strijd dien hij tegen den grooten