[Nummer 27]
Een missionaris in China.
Altijd aanzag men 't in de Kerk als eene edele roeping zich aan de bekeering der Heidenen toe te wijden. Hoe meer echter die Heidenen verwijderd zijn van de lichtbaak des geloofs, in hoe dichter duisternis zij gezeten zijn, des te meer lof moet het verdienen, pogingen aan te wenden om ook voor hen het licht des geloofs en der beschaving te ontsteken. Weinig landen zal men vinden waar de bekeering der Heidenen bezwaarlijker is en meer opoffering, meer geduld en liefde vereischt, dan China, het onmeetlijke rijk van Oostelijk Azië. Daar worden krachten gevergd, daar worden inspanningen geeischt zooals elders maar zelden gevraagd worden; dit blijkt genoegzaam uit de annalen van het genootschap tot voortplanting van het geloof. Daar, naar China, hebben ook wij Belgen, menigeen onzer betrekkingen of vrienden zich zien begeven en vergezellen hen nog dagelijks in den geest bij hunne tochten; wij lijden met hen, wij strijden met hen, want onze deelneming in hun lot kan die gemeenschap van lijden en strijden niet ontberen. Onze lezers herinneren zich de belangrijke brieven, welke uit die ver afgelegen landstreek, door Belgen werden geschreven, onder ander door den Heer Verbist. Voor het oogenblik willen wij de aandacht inroepen, op een ander missionaris in die landstreek, op Mgr. Louis S. Faurie, die zich hoogst verdienstelijk heeft gemaakt.
Mgr. Louis S. Faurie, bisschop van Apollonia i.p.i. en vicaris-apostoliek van Kouy-tcheou werd op den 12en Juni van het jaar 1824 te Monségur, in het diocees van Bordeaux in Frankrijk, geboren. Zijne eerste studiën volbracht hij in het oord zijner geboorte maar op 25 jarigen leeftijd verliet hij in October 1849 zijne familie en bekenden, zonder hun iets van zijn plan, om zich aan de missiën te gaan wijden, mede te deelen. Den achtsten Mei van het volgende jaar trad hij voor goed in het Seminarie der Vreemde Missiën te Parijs, die oefenschool waaruit reeds zoo vele verdienstelijke en onvermoeide mannen te voorschijn kwamen; den 21 December van het volgende jaar, op den feestdag van den Apostel Thomas, den eersten geloofsverkondiger en martelaar in de oostersche missiën, werd hij priester gewijd, en reeds in Maart van het jaar 1851 scheepte hij zich te Londen in voor de missie van Kouy-tchéou, welke hij tegen het einde van hetzelfde jaar bereikte. Het was in den tijd der geloofsvervolgingen in dat onmetelijke rijk; duizenden Christenen werden op de vreeselijkste wijzen gefolterd en door den smartelijksten dood gestraft.
MGR. LOUIS S. FAURIE.
Er was dus meer dan mannenmoed noodig om zich bij de heldenrijen der geloofsverkondigers, reeds zoo vreeselijk door het moordend staal der vervolgzieke mandarijnen gedund, te gaan vervoegen. De Missionarissen waren gedwongen zich te verbergen en in chineesche kleeding aan hunne neophieten het geloof te verkondigen. Dit duurde tot den dag dat de vereenigde fransche en engelsche legermachten de vrije uitoefening van den christelijken godsdienst in het geheele Chineesche Rijk van den Keizer afdwongen. Door dit tractaat met de westersche mach-