Eene schilderij van Ferdinand Pauwels.
EENE SCHILDERIJ VAN F. PAUWELS.
De winter van 1339 was voor Vlaanderen een tijd van rampen en lijden. De oorlog tusschen Frankrijk en Engeland, waarbij ook Vlaanderen betrokken was, woedde sedert geruimen tijd, en had voor een groot gedeelte de welvaart der Vlamingen ondermijnd. De vlaamsche handel en nijverheid hadden een zwaren slag geleden daar zoovele armen die aan de lakenweverijen onttrokken waren, om op het slagveld het zwaard te gaan voeren, en daar den dood in de vijandelijke gelederen te brengen of wel dien zelf te vinden. Gent, dat aan het hoofd stond van het vlaamsche vaderland, 't welk den eersten stoot had gegeven aan die zucht naar vrijheid en dien haat tegen de fransche overheersching, waaraan de zwakheid der toenmalige graven van Vlaanderen het graafschap hadden overgeleverd, door in alles te Parijs het wachtwoord van Koning Philips van Valois te gaan ontvangen en daaraan blindelings te gehoorzamen; Gent, dat door zijn overwegenden invloed geheel Vlaanderen vertegenwoordigde, had ook ruimschoots zijn aandeel in de rampen en ellenden van den oorlog die immer, maar toen vooral, zoo rijk aan verwoesting en plundering waren. De mindere klasse dezer groote en nijvere stad welke in die dagen bijna alleen afgeleefde grijsaards, vrouwen en kinderen binnen hare muren zag, was aan den hongersnood prijs gegeven. Onbeschrijfelijk groot was de ellende dezer ongelukkige achtergeblevenen, die meer nog dan de strijders op het veld de rampen van den oorlog moesten gevoelen. Nogtans vertoefde binnen de muren der zwaar beproefde stad eene vrouw, de gemalin eens konings, die veel ellende verzachtte, die zich de moeder der arme weduwen en weezen toonde; die zooals de geschiedenis vermeldt 's morgens in de vroegte de armste wijken doorkruiste, overal hulp en troost aanbiedend. Philippina van Henegouwen was met den engelschen koning Eduard gehuwd en met haren gemaal naar het tooneel des oorlogs, naar Vlaanderen overgekomen om zooveel zij kon de rampen des oorlogs te verzachten.
Het is deze vrouw die een belgisch schilder zich had uitgekozen om haar door zijn penseel te vereeuwigen, en hare liefde jegens de armen wereldkundig te maken. Ferdinand Pauwels, in 1830 te Antwerpen geboren, maalde het tafereel dat ons de gravure hier aanbiedt. Hij heeft de koningin geschilderd op het oogenblik dat zij in eene afgelegen straat een kind heeft gevonden en dit in hare armen drukt, wiens moeder van koude verstijfd en door den honger uitgeput in de sneeuw is neêrgevallen. Het is voorzeker een schoon tafereel, en waardig om door het penseel van den schilder vereeuwigd te worden, dat eene vrouw, die eene koningskroon draagt, een hulpeloos wicht aan hare borst prangt, om het te verwarmen en het van den dood te bevrijden.