De berg van barmhartigheid.
Broeder Barnabo van Terni, een minderbroeder te Perugia, was de eerste die in 1440 de rijken dier stad vermaande om eene instelling in te richten, die in den nood der armen zou voorzien. Zijne poging werd met het goed gevolg bekroond; van alle kanten vloeiden de giften toe en te Perugia ontstond eene inrichting, waar de armen tegen onderpand, maar zonder intrest, geld konden leenen.
De gelukkige uitkomsten, die deze instelling opleverde, brachten andere steden er toe Perugia na te volgen, en zoo ontstond er eene monte-depièta te Orvieto in 1445, te Viterbo in 1471, te Bologna in 1475, te Parma in 1488, te Padua in 1491, te Florence in 1492, te Milaan in 1496, te Turijn in 1519 en te Rome in 1539.Verschillende Pausen schonken hunne goedkeuring aan deze instelling en weldra waren alle steden van Italië er van voorzien.
Van hier verspreidde zich de Berg van Barmhartigheid over de andere landen. Men had ze in Duitschland sedert 1498, waar die van Neuremberg, en in Holland sedert 1578, waar die van Amsterdam de eerste was. In Antwerpen werd de Berg van Barmhartigheid in 1620 daargesteld. In Frankrijk werd de eerste te Avignon gevestigd in het jaar 1577; Beaucaire had de hare in 1583, Carpentras in 1612. Lodewijk XIV wilde de instelling over het geheele land uitstrekken, maar financiëele moeilijkheden hielden hem daarvan terug; van de 53 steden, aan wie hij de oprichting voorschreef, gehoorzaamden er slechts 6. Te Parijs vond men er geen vóór 1778.
De Hervorming en later de Revolutie ontnamen aan deze instelling haar oorspronkelijk karakter. Het leenen om Gods wil nam een einde om vervangen te worden door leenen op intrest. In de Nederlanden heeft men nimmer het leenen om Gods wil gekend, de banken van leening werden hier ingevoerd tijdens en kort na de Hervorming. In Duitschland hebben de oorspronkelijke banken slechts kort bestaan en in Frankrijk zijn zij door den stroom der revolutie medegesleept. Bij keizerlijk dekreet van 1804, herhaald in 1805, werden zij hersteld, maar zoodanig dat nu van het op onderpand geleende geld intrest moest worden betaald. Echter hebben de banken van Frankrijk niet geheel hun oorspronkelijk karakter verloren. Er zijn er in 't geheel 44, die met een kapitaal van 35 millioen werken; daarvan zijn er 4, die te Angers, Grenoble, Toulouse en Montpellier, die zonder intrest leenen; onder de 40 anderen, die op intrest leenen, zijn er 24 die hare winsten kapitaliseeren om daardoor den intrest te verlagen; 13 banken storten hunne winsten in de kassen van liefdegestichten en de 3 laatsten gebruiken ze tot eigen voordeel.