Schuttersfeesten.
In België leeft men inderdaad bij trommel en fluit. Nauwlijks is dit bengaalsch vuur uitgebrand, of het andere wordt weêr ontsteken. Feestvieren is, zeggen velen, in België een staatkundig verdoovingsmiddel geworden. Luik heeft dezer dagen het schuttersfeest geopend, Brussel heeft het zien sluiten.
Het was in 1867 dat onze burgerwacht de zee overstak, en acht dagen lang in Londen feest vierde; België wilde op zijne beurt den rifleman onthalen en hem eene zoo vorstelijke eer bewijzen als hij eens aan den belgischen burgersoldaat bewezen had. Het was te Luik, dat dit onthaal zou plaats hebben, en de waalsche stad werd stevig, in haar besluit, door het gouvernement en het koninklijk Huis, ondersteund.
Wij zullen de feesten van Luik niet beschrijven: prachtig waren ze. Wij zouden eene lange reeks van optochten, bals, banketten, koncerten, handdrukken, vivats, verlichtingen, bengaalsche vuren moeten opsommen, om eindelijk te bekennen dat het ons onmogelijk was de plechtigheden in al hare kleuren, met al hare levendigheid, weêr te geven.
Wij willen, ter gelegenheid der nevensstaande gravure, enkel een paar kleine opmerkingen maken, ofschoon zij niet rechtstreeksch met de teekening in betrekking staan. Niet alleen de Engelschen; maar ook de Franschen, de Duitschers en Nederlanders waren op het feest genoodigd. Luik had de hoffelijkheid zóó ver gedreven van zekere aanduidingen, onmisbaar voor den vreemdeling, in de taal der bezoekers te doen drukken; doch waarom had de stad de nederduitsche taal uitgesloten? Waarom was zij onhoffelijk jegens onze broeders van het noorden?
Engeland gaf hun ook dáárin eene scherpe les: dáár, te Londen, op de banketten, werden officiëele toasten in het nederduitsch uitgesproken; dáár werden de aanduidingen in beide talen gedrukt; dáár las men boven den ingang van Miss Coutt's buitenverblijf, het welgekomen (verminking van het wees welkom.)
Was de oude zuurdeesem van 1830 misschien in de waalsche stad andermaal opgebroken?
Een ander punt trof ons: des zondags stonden de riflemen onder de wapens en formeerden plotseling carré. Een dominé klom op eenen stoel en men hield godsdienstoefening onder de open lucht, welke dienst met betrekkelijk veel eerbied werd bijgewoond. Onze waalsche en vlaamsche vrijdenkers hadden te Londen overigens reeds eene andere les van de engelsche protestanten gekregen, toen zij voor het middagmaal, bij den lordmaire zooals ook bij de koningin, gedwongen waren, volgens engelsch gebruik, te bidden.
Ja, die godsdienstoefening te Luik heeft ons gesticht, al grimlachten dan ook de Franschen en ook onze denkers, hetgeen den Engelschman wel eenigszins griefde; doch toen wij ons zijne onverdraagzaamheid herinnerden, tijdens wij in Engeland waren, meenden wij hem alle recht van gestoord te zijn te kunnen ontkennen. Hij toch eerbiedigde dáár den katholiek niet; want niet alleen werd op de 's vrijdags gegeven banketten de plicht van dezen niet in aanmerking genomen, maar had het comiteit zich wel gewacht den katholieken bezoeker te verwittigen, dat in Londen's hoofdkerk des zondags een plechtige militaire dienst, ter eere der Belgen gevierd werd.
Wanneer men zoo nauwgezet is op het volbrengen zijner godsdienstplichten als de riflemen te Luik, dan ook zou men deze in andersdenkenden moeten eerbiedigen.
Wij vermeenden die twee punten, taal en godsdienstig gevoel, niet ongemerkt te mogen voorbijgaan en verdere beschrijving, reeds door de dagbladen medegedeeld, achterwege te kunnen laten. Overigens waren de feesten prachtig, en de Franschen - de meest toegejuichten, 't geen den Engelschman wel zal hebben doen niezen - verbroederden met den Pruis en den Brit, alsof nooit de liefdeband tusschen hen zou kunnen verbroken worden. Mocht het zoo zijn!
Geestdriftig en opgewonden verlieten de feestvierders Luik, en stoomden naar Brussel om daar de septemberdagen, de jaarlijksche losbranding van het vaderlandsche gevoel, bij te wonen. Onze gravure stelt voor: de receptie der bezoekers door burgemeester en schepenen der hoofdstad, op den eeretrap van het stadhuis te Brussel.