Bosschage te Versailles.
Hoe trotsch ook de groote steden mogen zijn op hare openbare gebouwen, paleizen, theaters en andere monumenten van steen, hare schitterendste pronkstukken, die het meest de algemeene bewondering opwekken, zijn de ruïnen en lustoorden, waarmede zij door de verstandige zorg harer vorsten zijn bedeeld. Ontneem aan de volkrijke hoofdsteden van Europa de openbare tuinen en wandelplaatsen, die zoowel 's winters als zomers, bij de koesterende zonnestralen, de menigte vervroolijken en verrukken, ontneem bijv. aan Parijs zijn tuin der Tuilleriën, du Luxembourg, zijn plantentuin en het bosch van Boulogne, ondragelijk zal voor velen hierdoor het verblijf worden in Frankrijks hoofdstad; als uit een bagno van vervelend pleizier zullen velen vluchten en liever verhuizen naar het bekoorlijke Versailles, hetwelk door middel slechts van zijn heerlijke tuinen en wandeldreven zich in de vorige eeuw tot de hoofdresidentie van Frankrijk heeft verheven en thans nog, meer zelfs dan door zijn museum, de Parijzenaars en vreemdelingen tot zich lokt.
't Onbeduidende dorpje werd door Lodewijk XIV in eene prachtige hofstad veranderd, en de weelde der tuinkunst herschiep, als met een tooverroede, de onbebouwde omstreken in de heerlijkste lustwarande. Zoo ontstond ook het heerlijke bosschage, van hetwelk nevenstaande gravure eene treffende schildering aanbiedt.
Bosquet de l'arc de Triomphe was de vleiende benaming door den beroemden tuinman Lenôtre aan zijn kunstproduct geschonken, om den koninklijken meester te eeren van Turenne en Condé. De geschiedenis echter meldt niet welke som hiermeê verdiend werd door den hoffelijken kunstenaar, die vroeger eens 20000 frs. als eereloon ontving, alleen omdat hij eene breede, met hemelhooge boomen beplante laan: allée royale, had genoemd.
Hoog verhief zich weleer de koninklijke zegeboog aan 't einde van 't boschje, doch zij is sinds 1801 verdwenen, om plaats te maken voor eene groep ter eere van Frankrijk's overwinningen in Spanje en Duitschland; altijd echter nog prijken er obelisken in schulpwerk, terwijl het water uit een aantal fonteinen opstijgt en weer neêrgedaald door verschillende doolhoven kronkelt, om aan de grasvlakten en veelkleurige bloemperken jeugd en frischheid te geven, of als in een spiegel de donkere oranjeboomen en hooge laurieren te weerkaatsen. Lodewijk XIV verliet reeds lang dit zijn geliefkoosd Elyseum; de vreemdeling en wandelaar vindt in het geurige lommer van het bosschage nog steeds een groot genot.