Times ontplooit, kan men zich nog moeilijk inbeelden hoeveel moeite in de vorige eeuw het opstel van het Antwerpsch Hansken, zooals men de Gazette noemde, vereischte.
Maar in de vorige eeuw werd al wat in druk verscheen door vorstelijke en geestelijke macht scherp nagezien.
Als besefte men onmiddellijk, wat machtige politieke hefboom het nieuwsblad kon worden; werd het reeds bij zijne geboorte in nauwe kluisters geklonken.
Zonder vorstelijke toelating mocht men onder de spaansche of oostenrijksche heerschappij geen nieuwsblad uitgeven.
Het octrooi, of vergunning, werd moeilijk verleend en slechts voor zes of negen jaren; bij iedere hernieuwing eischte men eene gift berekend volgens het winstgevende der zaak.
Doch in vergoeding genoot de Gazettier eene officiëele bescherming en het uitsluitend voorrecht nieuwstijdingen te verkoopen. Niet gewillig dulde het de regeering een concurrent in den omtrek, zelden, bijna nooit, in dezelfde stad.
Nu ook gaf de goedkeuring, waaraan ieder blad voor zijne verschijning onderworpen was, meer stof tot klagen.
De censuur was niet slechts eene belemmering voor de ontwikkeling en de regelmatige uitgave des nieuwsblads; zij werd weldra eene geldslagerij ten koste des uitgevers.
Tot in de helft der achttiende eeuw werd de Gazette slechts door den geestelijken censor gekeurd, en die vergenoegde zich voor zijne moeite met twee kostelooze exemplaren.
Doch dan gebood de regeering dat de magistraat insgelijks eenen censor zou aanstellen, de schepenen Gameij en Verdussen van Antwerpen waren weldra moede kosteloos het ambt te vervullen, en kregen tot opvolger den schepen Dellafaille.
Deze eischte van den drukker der Gazette eene vergelding van vijftig gulden jaarlijks, en verkreeg ze bij verordening van den magistraat.
De Schout beweerde nu insgelijks, op welken grond weten wij niet, het recht te hebben alle aankondigingen en berichten goed te keuren, en perste den Gazettier jaarlijks het geschenk van een vat wijn af, daarmede was het nog niet uit.
Mijnheer de Fiscaal en mijnheer de Procureur Generaal bij den Raad van Brabant zegden dat alle boekwerken door hen moesten gecensureerd worden, en eischten wederom eene vergelding af.
Eindelijk moest de uitgever der Gazette nog twee en zestig exemplaren kosteloos aan het Hof van Brussel en de hooge Staatsambtenaren afleveren.
Zoovele goedkeuringen bevrijdde de Gazette voor geene berispingen en wettelijke vermaningen. Logenstraffingen en terechtwijzingen werden maar al te dikwijls den Gazettier overgemaakt. De strengheid van het bestuur ging zelfs zoo ver somtijds de uitgave van het nieuwsblad op te schorsen.
Zoo had den 20 Februari 1742 Hansken heel onnoozel gezegd: ‘Het gerucht loopt dat het Engelsch parlement den koninck had doen arresteeren, maar sulck is hier sonder positieve confirmatie.’
Onmiddellijk werd de redacteur der Gazette naar Brussel geroepen, en door den Gevolmachtigden Minister scherp over den hekel gehaald.
De redacteur vertoonde eenen brief van een hoogen staatsambtenaar, waaraan het feit ontleend was.
Deze uitlegging gold tot niets.
Eerst den 16 Maart na veel geloop bij hoogere en lagere personages en uitdeeling van geschenken links en rechts mocht de Gazette weder verschijnen.
Men scherpte echter den opsteller wel in, niets meer te melden wat een vorstelijk hoofd kon beleedigen; vermits alle vorsten broeders zijn, zich neven noemen en vertegenwoordigers Gods zijn.
Tegen Hof, Geestelijkheid, Staten, Magistraat of Staatsambtenaren mocht niets oneerbiedigs gezegd worden.
Bestaande wetten, raadsbesluiten of verordeningen zouden niet kwaadwillig gehekeld worden.
Nieuwstijdingen, welke eenige opschudding bij het volk konden verwekken, moesten verzwegen worden.
De schroomvalligheid der Gazette was zoodanig, dat ze in 1768 geen woordeken durfde reppen over eenen volksoploop te Antwerpen, die plaats greep, omdat de marktprijs der boter boven de zeven stuivers gestegen was.
Toen in 1775 de veertel rogge zes en de veertel tarwe zeven gulden gold, werd het aan de Gazette verboden, de lading der schepen, welke uit Oostende naar Livorno vaarden te melden, aangezien de uitvoer van granen de gemoederen kon verbitteren.
Insgelijks moesten de volksmuiterijen, veroorzaakt door de duurte der eetwaren in verscheidene steden, verzwegen worden; maar zonderling genoeg, de Gazette kreeg van hooger hand bevel de straffen aan te teekenen, die den muiters in Frankrijk opgelegd werden.
Alle berichten door het goevernement ingezonden moesten in de Gazette worden opgenomen, en doorgaans bleven deze mededeelingen onder de verantwoordelijkheid des opstellers staan.
Zooals men ziet bestond er groote zwarigheid in eene onberispelijke Gazette op te stellen. Wij gelooven volgaarne dat de Gazettier de kolommen van zijn blaadje al te ruim vond, om ze met zulken keur van gebeurtenissen op te vullen.