altijd zonder iets gezien te hebben, spreken nu van eenen soort van magnetism, van.... van.... Kortom, zij zoeken eene wetenschappelijke uitlegging voor die feiten, welke de geneeskundige faculteit zelve, tot nu toe niet geven kan.
Wel zegt deze, dat de verschijnselen niet nieuw zijn en de geschiedenis der geneeskunde meer dergelijke voorbeelden aanhaalt - iets wat niemand ontkent - maar tot dáár bepaalt zich de weêrlegging en voorzeker is zij niet krachtig en afdoende genoeg, om een einde aan het geschilpunt te brengen.
De gebeurtenis, in de nederige hut van Bois-d'Haine, had reeds aller aandacht getroffen, toen eenige vrijdenkers van een waalsch stadje, een hunner vrienden, een geneesheer, naar de hut van Louise Lateau afzonden, om, met een enkelen slag, het bedrog te ontmaskeren.
Op een vrijdag avond werd de doctor, die met eene aanzienelijke dosis trotsch- en verwaandheid was heen gegaan, aan de standplaats van den spoorweg, door zijne vrienden afgewacht en men bereidde zich den deskundigen bezoeker in alle gezelschappen rond te leiden, en de ‘volksbedriegerij’ openlijk den bodem in te slaan.
Daar is eindelijk de trein! Honderd stemmen verheffen zich; men schaterlacht reeds op voorhand! - Welnu, doctor, hoe hebt gij het mirakel gevonden? Maar hoe, gij zwijgt? gij ziet zoo stuursch, vriend? Kom, help ons lachen, en ga met ons naar den vriendenkring, waar men nieuwsgierig is den uitslag van het onderzoek te vernemen!
De geneesheer had geen lust tot spotten en evenmin om zijne vrienden te vergezellen. - Wat hebt gij dan gezien? was aller vraag. - Iets, was het antwoord, dat mijn begrip te boven gaat! - En de mannen van het onderzoek, dat veroordeelt zonder te onderzoeken, vonden geen beter argument, dan te zeggen, dat de vrijdenker plotseling ‘clericaal’ geworden was.
In dien toestand verkeeren echter alle de mannen der kunst welke, als rationalisten gekend, de hut van Louise Lateau hebben bezocht.
Nog anderen, en men meldt onder deze de namen van beroemdheden in de kunst, willen liever niet onderzoeken en loochenen van verre, wellicht uit vrees, dat, door te zien wat onmiskenbaar is, hun stelsel van rationalism een zwaren schok zou lijden, wellicht den bodem worden ingeslagen.
Wie is Louise Lateau? Zoo als wij zegden een arm, nederig werkmeisje. hetwelk geene andere levensgeschiedenis heeft, dan dat zij immer braaf, eerlijk en godsdienstig was en tijdens het heerschen der verschrikkelijke cholera, eenen moed en eene zelfopoffering aan den dag legde, die schier spreekwoordelijk in de landstreek geworden is.
Nooit heeft zij verlangd zich met het publiek bezig te houden, immer heeft ze gesmeekt dat men haar in vrede en rust zou laten leven, en het denkbeeld van exploitatie, hetwelk de liberale pers ten haren op zichte heeft trachten te verspreiden, is een laster te meer haar aangedaan
Wij zouden deze kronijk gewis met meer dichterlijke bloemen kunnen doorvlechten: met voordacht laten wij deze ter zijde en willen uit de eenvoudige en onpartijdige voorstelling der feiten, het figuur van Louise Lateau voor den lezer doen oprijzen.
Op Goeden Vrijdag, 26 Maart, op den dag dat de Heiland gestorven is, werd het onderzoek van hetwelk wij hooger spreken, door Zijne Hoogwaarde Mgr. den bisschop van Doornik gesloten: hij zelf wilde getuige zijn der feiten, die sedert elf maanden de geleerde wereld en het publiek bezig houden.
Mgr. was verzeld door Mgr. den vicaris-generaal Ponceau, den pastoordeken van Doornik Respilieux en den kanunnik Blervacq.
De geneeskundige faculteit was vertegenwoordigd door hoogleeraars der universiteiten van Leuven, Gent en Luik, en tusschen deze de beroemde professor Lefebvre; twee fransche geneesheeren hebben zich aangeboden; andere en vooral rationalistische beroemdheden, zooals wij zegden, waren uitgenoodigd; doch hebben zich niet vertoond.
Ook een aantal wereldlijke personen bevonden zich in de nederige hut, en onder deze, de heer Dechamps, minister van State, de vrederechter van Seneffe, de heer Dupont, eigenaar der smeltovens te Fayt, de heer Dequanter, directeur der koolmijnen te Haine.
Laat hier een' briefschrijver, die in de hut aanwezig was, zelfs het woord nemen:
‘Al de verschijnselen der zielsverrukking (extase) en der bloedteekens (stigmates) deden zich, gelijk op elk anderen vrijdag, voor en ditmaal wellicht op eene nog merkwaardiger wijze. Het bloed overdekte het voorhoofd, liep overvloedig uit de zijde, de handen en de voeten.
De zielsverrukking ving aan na 7 ure des morgens en duurde, met al de phasen van het Lijden des Heeren, zooals deze meermaals beschreven zijn, tot 6 ure des avonds.
Niets treffender dan die zielsverrukking: het is onmogelijk den diepen indruk, dien zij te weeg brengt, te ontwijken, en ik heb dezen onweêrstaanbaar door ongeloovigen zien deelen.
Het gelaat van Louise Lateau, in zijn gewonen toestand, is zacht, goedaardig, doch heeft niets buitengewoon; in de zielsverrukking heeft het iets wezenlijk schoon en bekomt een karakter dat godsdienstigen eerbied inboezemt.
De geneesheeren hebben de proefnemingen hervat, welke iedere week, en dit sedert maanden, bewerkt werden, zoowel betreffende de gevoelloosheid en de vervreemding der zinnen, als betreffende den vorm en het psysiologisch karakter der stigmatisatie. De theologanten hadden hunne aandacht op eene andere orde van vraagpunten gevestigd....’
Wat beslisten deze laatsten? Zooals zij van den beginne af deden, bewaarden zij een voorzichtig stilzwijgen, eene wijze onpartijdigheid.
Een feit kenmerkte dit op de klaarste en schitterendste wijze, ofschoon onze vrijdenkers-bladen, die voorbehouding, van wege de geestelijkheid, immer loochenen!
De volksmenigte verdrong zich des namiddags rondom de hut en zelfs tot buiten heerschte eene eerbiedige, eene godsdienstige stilte, alhoewel men niet wist wat er binnen plaats had.
Die menschen, van heinde en ver gekomen, bidden en smeekten Mgr., als eene genade, om in de hut te worden toegelaten: de Bisschop, die wel degelijk alles wilde vermijden wat als eene officiëele bekrachtiging van zijne zijde, kon aanzien worden en enkel en alleen als onderzoeker wilde optreden, kon echter aan den drang geen weêrstand bieden.
In groepen van tien personen werd het publiek toegelaten. De levendige ontroering, welke zich van die menschen meester maakte, is niet te beschrijven. Velen zonken als instinktievelijk op de knieën en er waren dames, welke den zakdoek uitstaken om de bloedende wonden aan te raken.
Toen richtte de Bisschop zich levendig op riep haar toe: ‘geene afgoderij!’ (pas d'idolâtrie.)
Dezelfde briefschrijver, aan wien wij deze bijzonderheden grootendeels ontleenen, zegt nog:
‘Een feit heeft mij vooral getroffen. Omtrent 's middags riep Mgr., Louise uit hare diepe verrukking, door haren naam zeer zacht uit te spreken. Louise kende den bisschop niet, die de hut was binnen getreden toen gezegde toestand reeds aanvang genomen had. Hare eerste beweging was, hare handen met een linnen doek te bedekken, die op hare knieën lag, die ziele-zedigheid trof mij....
De Bisschop had een onderhoud met Louise Lateau, en het eerste wat zij hem vroeg, zooals Mgr. nadien verklaarde, was, haar toch toe te laten verborgen te leven en die bezoeken, te verwijderen welke de rust van haren familiekring stoorden.
Des avonds, toen zij uit hare verrukking oprees, hernieuwde zij die smeekingen aan Zijn Hoogw., en de moeder, welke pas opstaat van het ziekbed aan 't welk zij drie maanden lang gekluisterd word, en aan welke ongesteldheid al die ontroeringen niet vreemd zijn, voegde haar smeekgebed bij dat harer dochter, en dit op eenen toon, die Mgr. diep bewogen heeft.’
Als gehoorzame katholieken hebben moeder en dochter sedert elf maanden, zich het onderzoek getroost; doch dit nu geëindigd zijnde, vragen zij rust en afzondering; zij wenschen vergeten te worden en in haar nederig verblijf, voor haar dagelijksch brood te werken, zoo als voorheen.
Het verslag van den hoogleeraar Lefebvre zal worden publiek gemaakt: 't zal gewis aanleiding geven tot eene massa controversen. Uit de wrijving komt het licht! Tot heden toe heeft de wetenschap nog niets ernstige over het gebeurde te Bois-d'Haine opgeleverd.
Merkwaardig zijn de woorden van een rationalistisch geneesheer, die vroeger over het bewust geval geschreven had en eindelijk in persoon het feit kwam in oogenschouw nemen:
‘Ik ben een rationalist,’ zegde hij; ik moet dus eene uitlegging buiten het bovennatuurlijke zoeken. Het feit, waarvan ik getuige ben geweest, is gewis het buitengewoonste en het volledigste van alle die, van welke de geschiedenis der stigmatisatie en der verrukking spreekt. Ik heb psysiologische uitleggingen gezocht, welke mij niet gansch voldoende schijnen, ik erken dit; maar ik ga die belangwekkende studie voortzetten. Ik hoop de wetenschappelijke uitlegging te vinden; indien ik ze niet vind, zullen anderen ze vinden.’
Dat is eene goede troost; maar verraden die woorden niet eenigszins de onmacht der wetenschap?
Laat ons niets beslissen; eens, wie weet hoe spoedig, zal het ons gegeven zijn te weten of de gebeurtenissen te Bois-d'Haine, tot de natuurlijke of bovennatuurlijke orde van zaken behooren; want Goddank! wij zijn niet van diegenen, welke als het ware de hand Gods hebben afgehakt!.....
Na dit verhaal, hetwelk onpartijdig is neêrgeschreven, hebben wij ons gewis niet met alle dwaasheden bezig te houden, welke de liberale pers over de wondervolle gebeurtenis heeft uitgekraamd.
Het blijkt genoegzaam wie Louise Lateau en hare moeder zijn, en duidelijk zal het ieder weldenkend mensch wezen, dat hier geen spraak is van welke exploitatie dan ook.
Het blijkt voldoende, door de tegenwoordigheid van mannen aller denkwijze en met helderziende oogen, dat hier geen bedrog van wege die eenvoudige menschen in het spel is.
Het blijkt verder, andermaal door de aanwezigheid der hooger genoemde personen, dat alle mogelijke maatregelen en voorzorgen genomen werden: ondoordringbare handschoenen met zegels belegd, en wat dies meer.
Het blijkt vooral, dat de geestelijkheid geen ‘mirakel’ roept; maar enkel onder een theologisch oogpunt nagaat, wat de wetenschap onder een natuurlijk wil bestatigen.
Wij berusten in den uitslag van het onderzoek, en keeren later andermaal op het gebeurde terug.
Yours.