stellen voor: dan paus, den keizer, den kluizenaar, den nar, den gehangene, den schildknaap, den zegepraler, den verliefde; verder de maan, de zon, de rechtvaardigheid, de fortuin enz. en eindelijk de dood, het oordeel en het huis Gods.
Onder diezelfde regeering verdween die soort van doodendans uit het kaartspel; echter bleef de geest der dood in het kaartblad huizen: het werd andermaal een oorlogsspel, zoo als het vroeger geweest was en vervormde zich naar gelang den smaak en de neiging des publieks. De kaarten waren echter niet algemeen verspreid; de geringe spelers behielpen zich met eenige grove trekken en kleuren op het papier, terwijl mannen zoo als de hertog van Milaan, Visconti, in 1430, niet minder dan 1500 goudstukken voor een spel geschilderde kaarten betaalde. De uitvinding der houtgravuur en die der drukkunst brachten de kaarten ten eenemale onder het bereik van het algemeen.
Het is nog niet lang geleden, dat wij te Turnhout de kaartenfabrieken der heeren Glenisson en van Genechten bezochten, en wij waren wel verwonderd te zien, dat er hier in het hartje der Kempen, kaarten voor alle de deelen der wereld gefabriceerd werden. Allen hadden verschillende kenteekens en gewis eene verschillende bediedenis en die van de minst beschaafdste volkeren, of die wij in onzen hoogmoed voor minder beschaafd dan wij, aanzien, waren nog het vreedzaamste in karakter: hunne kenteekens waren somtijds planten en vruchten, terwijl de onze sen oorlogvoerend karakter hebben behouden.
Tijdens de Fransche republiek van 1793, welke alles hervormde, verdwenen echter de rots, dames en valets en werden vervangen, de eerste: door Voltaire, Rousseau, la Fontaine en Molière; de tweeden door vier republikeinsche deugden en de valets door vier republikeinsche requisitiemannen. Waarom verandert men de kaarten niet in onzen tijd? waarom geeft men aan de drie beeltenissen niet eene vreedzame nationale beteekenis?
Wat al uren van uitspanning geeft het kaartspel; maar ook wat al tranen en bloedvlekken zijn er op die bladen gesprenkeld! De speler, die de fortuin en het geluk van gansch zijn huisgezin op het kaartblad zet, is wel de grootste ellendeling die er bestaat en kan het ons verwonderen, als, door wanhoop en vloek voortgedreven, het pistoolschot een einde aan zijn rampzalig leven stelt?
Nu zoo iets toont ons de gravuur niet: 't is in tegendeel een huiselijk tafreel, stil en rustig en waarin het kaartspel enkel een middeltje is om den langen tijd te verdrijven, tot dat de oogen van een der oudjes zullen beginnen te pinken, het hoofd zal knikken en de kaarten uit de vingers zullen glijden - en morgen, morgen zal misschien geen van beiden meer weten, wie er 's avonds gewonnen of verloren heeft.