Het huiselijk leven.
De tegenwoordige ‘wereldbeschavers,’ die er onophoudelijk op uit zijn, om de maatschappij, met al wat zij in zich bevat, los te maken van hetgeen zij in hunne waanwijsheid verouderde begrippen en vooroordeelen noemen, zijn sinds eenigen tijd begonnen, ook aan de roeping en bestemming der vrouw de hand te slaan. Van het oogenblik, dat het Christendom zijn gezegenden invloed op het maatschappelijk leven begon uit te oefenen, is de vrouw geworden wat zij behoort te zijn: de levensgezellin des mans, de verzorgster harer kinderen. de priesteres in den huiselijken tempel, door het godsdienstig huwelijk geheiligd. Hare plaats is dus in den schoot van haar gezin; dáár is haar gebied, dáár vindt zij haren werkkring; overschrijdt zij dat gebied, zoo is zij niet meer, of voor het minst niet geheel meer op hare plaats. En wie zal zeggen dat haar werkkring te klein is, wanneer zij de plichten van haren staat, hare plichten als echtgenote en moeder naar de grondbeginselen van het Christendom nauwgezet wil vervullen? De zorgen, die op eene vrouw en moeder rusten, zijn voorzeker niet gering, en de gewijde spreuk zegt niet ten onrechte: ‘Eene goede huisvrouw komt van God,’ want het is alleen door en met God, dat de vrouw kracht kan vinden, om hare veelzijdige verplichtingen te volbrengen. In den engen kring van het huiselijk leven is dus de plaats der vrouw, bij de wieg van haren zuigeling, aan de zijde harer dochters, die evenzeer, zoo niet veel meer de raadgevingen en waarschuwingen der moeder, als de lessen harer onderwijzers behoeven. Wij weten zeer goed, dat de maatschappelijke toestanden niet altijd dit samenzijn veroorlooven, dat dikwijls een jong meisje door omstandigheden gedwongen wordt, buiten de ouderlijke woning in haar onderhoud te voorzien; doch, wanneer zij door eene minnende, zorgelijke moeder aan den huiselijken haard heeft geleerd, gevoeld en ondervonden. wat tot de maatschappelijke bestemming der vrouw behoort. zal zij het huiselijk leven blijven waardeeren en boven alles hoogschatten.
Onze moderne wereldbeschavers denken er anders over. Zij willen, dat de vrouw zich aan den huiselijken haard zal ontrukken, om deel te nemen aan al de bedrijvigheid, die industrie, nijverheid en wetenschap in onzen tijd aanbieden. Zij willen voor de vrouw den weg openen tot de hoogescholen, om zich daar in de geneeskunde of andere vakken te bekwamen; zij willen haar opleiden tot den telegraaf- en spoorwegdienst, tot het kantoor- en tooneelleven. Dat noemen zij de emancipatie der vrouw. En om daartoe te geraken, schrijven zij middelen voor, die, wanneer zij werden aangewend, aan het huiselijk leven, aan de ware bestemming der vrouw den doodsteek zouden geven. Zij willen, dat de meisjes, die voor zoodanig openbaar leven bestemd zijn, reeds vroegtijdig op instituten geplaatst zullen worden, waar zij gelegenheid hebben om zich in de leervakken te bekwamen, die zij voor hare vorming behoeven. Daar zullen zij zoolang blijven, tot zich eene gelegenheid voordoet om zich vrij en onafhankelijk te kunnen vestigen.
Van zulk eene opvoeding verwacht men het geluk voor de maatschappij! Is het niet, alsof men de vrouw met geweld wil berooven van de zedigheid en ingetogenheid, die zij nimmer kan afwerpen, zonder aan hare waardigheid te kort te doen? Is het niet, alsof men haar wil berooven van de huiselijke deugden, waarvan zij geen afstand kan doen zonder hare ware bestemming te verloochenen? Een meisje, dat niet aan de zijde harer moeder, in den boezem van het huisgezin voor haar eigenaardig maatschappelijk leven, maar op wetenschappelijke en andere inrichtingen voor een zelfstandige loopbaan gevormd is, zal zelden eene goede echtgenote of moeder kunnen worden. De huiselijke haard zal haar koud toeschijnen; de stille, huiselijke plichtsvervulling zal zij eentonig vinden en hare kinderen verwaarloozen of aan vreemde handen toevertrouwen, omdat zij voor haar eene belemmering zijn in het najagen der wereldsche vermaken, of, laat het dan ook zijn, in het beoefenen van wetenschappen, die buiten haar eigenlijk gebied liggen.
Waar zou zij ook de veelvuldige plichten, die op haar rusten, hebben leeren kennen, en wat nog meer zegt, leeren beoefenen? Uit de boeken? Onmogelijk! Zoodanige vorming doet denken aan de theorie der luchtscheepvaart, die nog nooit een practisch resultaat heeft opgeleverd. De bestemming der vrouw is het huiselijk leven, of de toewijding aan God en om God aan de christelijke liefde; tot beide komt zij door en aan de hand van den godsdienst. doch als oefenschool kan er onmogelijk eene betere plaats zijn dan de huishoudelijke kring, de lessen en voorbeelden eener brave moeder. De moederlijke zorg en liefde is even ver verheven boven theoretische vorming en schoolwijsheid, als de christelijke liefde boven philantropie. De moederlijke liefde is een afschijnsel der hoogste, goddelijke liefde; de practische, huiselijke vorming der vrouw is de eenige ware opleiding tot het werkelijk leven; elke andere opleiding staat daar tegenover als eene photographie tegenover de natuur. Wij keuren geenszins wetenschappelijke vorming on ontwikkeling af; zij kan in vele opzichten haar nut hebben, doch de opleiding tot het huiselijk leven, in den boezem van het huisgezin zelf, gaat boven alles.
Wij zijn tot deze beschouwing gekomen naar aanleiding van de pogingen, die tegenwoordig worden aangewend om de vrouw te ontvoogden, dat wil zeggen: haar los te maken van het huiselijk leven, waarin schier uitsluitend hare werkkring ligt, en waar zij zooveel geluk kan stichten. Het is waar dat men in ons land nog niet deelt in de dolzinnige plannen, die in Amerika. Engeland, Frankrijk en Duitschland met betrekking tot den werkkring der vrouw worden beraamd, doch het is toch niet te verbergen, dat ook hier maar al te veel voedsel wordt gegeven aan de mode - wij weten er geen ander woord voor - om jonge meisjes buiten den huiselijken kring tot hare bestemming op te leiden, en. waar dit zonder noodzakelijkheid geschiedt, is het te betreuren. Wij spreken hier geenszins van de opvoedingsgestichten, waar het leven der ziel niet minder dan het lichamelijke wordt ontwikkeld. Gelukkig zij wier teedere harten eenigen tijd voor godsdienst, deugd en werkzaamheid worden gevormd door de edele wezens, die zich geheel aan God en de naastenliefde hebben toegewijd. Wij hebben alleen het oog op het meer en meer toenemend gebruik, om jonge meisjes in de kostscholen tot eene zelfstandige loopbaan in de wereld te doen opleiden; zoodanige opleiding tot het maatschappelijk leven kan onmogelijk goede resultaten opleveren. De vinger Gods heeft in de gewijde bladeren geschreven: ‘Al zou eene moeder haar kind verlaten, ik zal U niet verlaten.’ Zóó hoog staat de moederlijke liefde en zorg bij God aangeschreven, dat Hij alleen die kan vervangen. Eene waarlijk brave moeder, die in de school des levens gevormd is, weet hare dochters niet alleen huiselijke deugden in te prenten, maar ook te waarschuwen voor de gevaren, die aan het oog der onnadenkende jeugd ontgaan. Zij is niet slechts en moet niet alleen zijn de verzorgster der kleine kinderen, maar de raadgeefster der volwassene dochters. Op de gravure wordt dit aanschouwelijk voorgesteld. Wij vinden daar eene reeds bejaarde vrouw met hare dochtcr, die ook reeds moeder is. Die dochter heeft er behoefte aan om in dezelfde huiskamer, waar zij als kind gespeeld en als meisje wijze lessen ontvangen heeft, ook nu nog verkwikking te komen zoeken bij de zon, die het huiselijk leven bloei en wasdom geeft. En al gaat die oude vrouw ook gebukt onder den last der jaren, de liefde is bij haar niet uitgebluscht; de zorg voor het welzijn en geluk harer dochter is niet verminderd, en de dochter kan bij de moeder beter de huiselijke plichten leeren kennen dan uit alle mogelijke theoriën, die de moderne wetenschap en het woelig maatschappelijk leven aanbieden.
Zoo moet het zijn. Moeders door moeders gevormd in de vreeze des Heeren, binnen de huiselijke muren, waar vrede en eendracht wonen; dat kan de goede zeden doen bloeien en aan het huiselijk leven een geluk schenken dat daarbuiten niet te vinden is.