zekere voorrechten, geschoten zijn. Het gebouw is in vier hoofddeelen verdeeld: de lange-, de agenten-, de regeerings-, en de wisselzaal.
De agentenzaal, waarvoor zij jaarlijks 25.000 doll. huur betalen, is ruim, goed geëvenredigd en prachtig versierd. De wanden prijken met groen behangsel, en de meubels zijn van zwart amerikaansch hout. De verdeeling der zaal is juist als of zij voor eene wetgevende vergadering is bestemd. Aan het eene einde is eene hooge zitplaats, waar de president, de sekretaris en de verslaggever plaats nemen; juist tegenover hen hangen aan de muur de portretten van twee oude raadsheeren der vereeniging, en ter zijde staat eene zwarte tafel, waar de koers op aangeschreven wordt. Aan het benedeneinde van het bureau is eene ovale verdieping, waarin men door eenige trappen naar beneden gaat, en waar een lange tafel geplaatst is. Deze ruimte wordt door de heeren agenten spottenderwijze hanenstrijd-plaats (cock-pit) genoemd.
Het midden der zaal is met ijzer traliewerk omgeven en gemeubileerd met gemakkelijke zittingen, die met marokijn en noteboomenhout versierd zijn. De vijfhonderd leden kunnen hier plaats nemen, wij zeggen kunen, want zelden denkt een hunner aan het lange zitten. Rondom het traliewerk leidt een breede gang, die gewoonlijk vol is, of van donkerziende agenten, in wie de speelwoede nog is overgebleven, of van spekulanten, die vreemd zijn aan de vereeniging (outsiders), maar alle hebben maar één doel: om het dagelijksch resultaat te vernemen.
De vereeniging der wisselagenten heeft een president, vice-president, penningmeester, sekretaris, onder-sekretaris en één griffier. Over de toelating van een nieuw lid wordt gestemd, en de nieuwe leden betalen 3000 doll. De betrekking van president is niets dan eene eerepost; het zijn de vice-presidenten, die al de zaken in orde brengen. De eerste heeft een jaarlijksch inkomen van 10.000 doll., waarvoor hij bij elke morgen-vergadering van 10-12 uur voorzit en met luide stem aan de rij alle genoteerde woorden bepaalt. De tweede vice-president heeft hetzelfde werk in de namiddag-zitting, die echter maar een half uur, van 2-2½ uur, duurt.
De lijst der genoteerde woorden bevat niet minder dan 299 nummers, die op de volgende wijze verdeeld zijn: 66 staats- en stad-aktiën, 65 bank-aktiën, 141 spoorweg-aktiën en 27 onder den naam: allerlei. De post van den vice-president is geen ambt, waaraan geen werkzaamheden verbonden zijn; integendeel hij moet alle woorden naar de rij oplezen en dikwijls vele achter elkander uit al de kracht zijner longen, zoodat men hem in de luidste vergadering der wereld zou moeten hooren, en men moet zich dikwijls afvragen hoe het mogelijk is, dat eene menschelijke keel en long, indien beiden niet van elastiek gemaakt en met ijzer belegd zijn, eene dergelijke dagelijksche schreeuwerij van twee lange uren kunnen uithouden.
Van orde kan geen sprake zijn, ten minste gedurende het luid geschreeuw van den vice-president. Wanneer er eene gezochte waar wordt geannonceerd, dan steigt de woede somtijds te hoog; de leden springen van hunne zitplaatsen op, werpen zich in de cock-pit, steken onder hevige gebaren hunne armen in de hoogte, verdraaien hunne gezichten op eene wijze, die iets wilds maar te gelijkertijd iets wonderlijks uitdrukt, en schreeuwen hunne koop- en verkoopaanbiedingen met eene verwoedheid en een verschil van stem uit, die men slechts met het gebrul van eene menagerie leeuwen, tijgers, hijenas en jakhalsen kan vergelijken. Had Doré de moeite willen sparen om eene illustratie bij Dante's Hel te fantaiseeren, dan zou het voor hem voldoende zijn geweest, een dezer tooneelen na te bootsen.
Na zulk een helsch oproer wordt het weder eenige oogenblikken stil, als of die inspanning voor de menschelijke kracht te groot geweest ware; er komt eene algemeene reaktie, en iedereen geeft zich aan allerlei gelach en karakteristieke zotternijen over. Jongen en ouden schijnen voor eenige oogenblikken kinderen geworden te zijn, en veroorloven zich alle mogelijke streken, jaren noch personen in acht nemende. Men werpt elkanders hoeden in de hoogte en laat ze weder opvangen; men bombardeert elkander met papieren propjes, men geeft elkander scheldnamen, maar bij dit alles speelt de schelmerij (zakkenrollen) een grooten rol. Het gevoel van welvoegelijkheid schijnt verdoofd, maar men kan het daarom de menschen niet ten kwade duiden; het oproer, dat hun beroep meêbrengt, zou onuitstaanbaar zijn, indien zij in deze schoolsche spelen geene uitspanning vonden. (Niettegenstaande is de wisselagent tot nog toe die zieke, die den doktoren als de onzekerste voorkomt; zijn zenuwstelsel, verzwakt door eene bovenmatige inspanning, bezit die elasticiteit niet meer, waardoor de genezing verlicht wordt.)
Dergelijke tooneelen hebben er ook plaats in de zaal, waar de op goud- en zilvergeld betrekking hebbende zaken worden afgehandeld, slechts met dat onderscheid, dat in deze lange zaal (longroom) de opgewondenheid en het oproer nog veel grooter zijn. Hier is eene massa gloeiende speculanten bij elkander, grootendeels outsiders; eenige leden van de agenten-vereeniging loopen in eene onoplosbare verwarring op en af, terwijl ze met hun altijd eentoonig geschreeuw allerlei gebaren maken. Als het regent, dan pakken zij zich als haring op elkander, zoodat de zaal, hoe ruim anders ook, nu nauwlijks groot genoeg is; op andere dagen belemmeren zij de trottoirs en straten, gaan zelfs op de dorpels en onder den ingang der huizen staan. Dan zijn de straten geheel en al met golven van menschelijke wezens bedekt, en van het eene einde tot het andere hoort men niets dan het wilde geschreeuw der koopers en verkoopers.
Amerika is een land, waar de buitensporigste geldzucht recht heeft om te bestaan, en moedigt daarom de speculatie zeer aan. Parvenu's zijn hier talrijker dan elders; daarom wordt er in het gemoed des volks een avontuurlijken zin gevormd; men hoopt altijd zich rijk te maken, en is steeds bereid hier voor alles in de waagschaal te stellen. Men verwijt den Amerikaan, dat hij te veel van het geld houdt, en misschien met recht, maar deze liefde voor het geld is eer verkwistend dan gierig. De Amerikaan streeft naar vermogen, niet om het spaarzaam bij elkander te houden, maar om het weêr uit te geven; niemand in de wereld doet dat zoo rijkelijk. En juist deze zucht naar winst, vereenigd met zijne onverschilligheid, doen in hem het vurig verlangen naar rijkdom en de daartoe noodige stoutheid ontstaan. Het land met de zoo groote niet-ontgonnen bosschen en uitgestrekte weiden, biedt den ondernemingsgeest zulke hulpbronnen aan, dat het mislukken op de eene plaats bijna onfeilbaar het gelukken op eene andere ten gevolge heeft; dáár is een ongeluk in werkelijkheid geen ongeluk. De Amerikaan bij wien de behendigheid, waarmede hij zich weêr kan opbeuren, wanneer alles is verloren, diep is ingeworteld, is ook om deze reden bereid alles in de waagschaal te stellen; zoo wordt hij een onverschrokken speculant.
Gedurende den oorlog van 1862-64, zijn er, zooals verzekerd wordt, speculanten geweest, die meer dan 800 mill. doll. gewonnen hebben en wel ten gevolge van de buitengewone veranderingen der papieren, waarvan er eenige bijna 300% stegen. Een wisselagent won op een dag 500 dollars aan makelaars provisie; eene overgroote som, als men bedenkt dat hij slechts ¼% op het pari-bedrag van al zijne koopen had. De speculatie-geest was van zulk een algemeenen aard, dat de vrouwen hare juweelen verpandden om te kunnen spelen; de Wall-Street en de aangrenzende straten waren door zulk eene dichte volksmenigte bezet, dat de policie alle moeite had om den doortocht open te houden.
In een enkel oogenblik zag men individuën van armoede tot rijkdom overgaan. Een voerman begon met het gebeurde geld voor zijn boerenpaard, dat hij voor 100 doll. verkocht had; na drie maanden had hij een vermogen van 300,000 doll. Een wisselagent, met den bijnaam: ‘hinkende waard’ eerst zoo gering en onbeduidend, dat niemand hem aanzag, won in zes maanden een half mill. doll., werd het gezochte lid van groote bankiers, de gunsteling van het gezelschap der grooten en de wetgever der mode, Eene vereeniging van 6 speculanten won in den korten tijd van zes weken 2 mill. doll.
Daarentegen hoort men ook van evenveel verliezen. Een beursspeculant, die in eens zoo machtig was geworden, dat hem in de Wall-Street het oppergezag werd toegekend, verloor even veel als hij gewonnen had, op dat oogenblik was zijn krediet zoo groot, dat een gezelschap, dat hem onder zijne directeuren wilde opnemen, hem voor deze dienst 165,000 doll. betaalde. Speculanten betaalden hem buitengewone commissierekeningen, op dat hij maar voor hunne rekening zoude koopen, overtuigd, dat zij zich onder den geheimzinnigen invloed van zijnen naam zouden verrijken. Nu is deze naam nauwlijks meer bekend, en spreekt men hem uit, dan is 't enkel om de wisselvalligheid der fortuin aan te toonen.
Men weet dat men gedurende den oorlog eene massa te vertrouwen papieren-geld uitgaf; van daar eene natuurlijke stijging van den koers van alle papieren. Zij, die zulks een resultaat hadden vooruit gezien, wonnen in het begin veel geld, indien zij enkel op hun krediet zooveel kochten als men hun wilde geven. Zij kochten dus voor een lagen prijs in en verkochten naderhand schrikkelijk hoog. In het begin was deze speculatie niet zeer gewaagd, maar in 't verloop van den oorlog, die van zulke afwisseling vergezeld ging, kwamen er in de waarde van het papieren geld en bijgevolg ook in alle koersen zulke merkelijke wijzigingen, dat elke zaak vol gevaren scheen. De dollar goud liep tusschen 120-280. Onder zulke omstandigheden kan een speculant in een dag schatrijk of doodarm zijn.
Niet zelden ziet men, dat een beursspeculant van de Wall-Street misdadig wordt, wat eigenlijk van alle spelers kan gezegd worden. Een bijzonder geval uit de laatste jaren is dat van Eduard Ketchum. Hij was geassociëerd met het groote bankiershuis Ketchum Son and Co. dat niet alleen het vertrouwen van het publiek maar ook dat van den Staat bezat. Het had dikwijls voor meer dan vijf mill. doll. vertrouwd goed in bewaring. Reeds rijk, won hij gedurende de vijf oorlogsjaren ten gevolge van gelukkige speculatie eene onnoemelijke som. Maar in het jaar 1864 leed het, door de financiële krisis en het plotseling verminderen van alle papieren, schrikkelijke verliezen.
Eduard, zoon van Ketchum en jongste der geassocieerden, besloot dit verlies weder te herstellen. In zes maanden was hij zoo gelukkig bijna een millioen te winnen; aldus aangemoedigd ging hij met zijne zeer uitgebreide operatiën door, die alle op de waarschijnlijkheid eener vermindering der koers tegen het einde des oorlogs gegrond waren. Er kwam eene rijzing; en de jonge Eduard had al zijne eigene hulpmiddelen en die zijns vaders noodig om zijn krediet te behouden.
Hij verwisselde van taktiek en speelde nu op verhooging; hij kocht zoo veel hij kon, zoo als men beweert tot 25 millioen dollars, en op deze kolossale operatie bedacht zich deze jonge man, nauwlijks zes en twintig jaren oud, geen oogenblik, gaf nooit en nergens het minste teeken van inwendige gemoedsbeweging te kennen. Hij had krediet, maar hij wilde zich te gelijkertijd van eene groote som gelds verzekeren. Om die te krijgen, wist hij niets beters dan valsche checks op de goudbank te maken. Deze checks beleende hij, terwijl hij ze afstond als subsidiaire waarborg, onder de uitdrukkelijke voorwaarden, dat ze niet mochten cirkuleeren.
Deze voorzichtigheid was goed, niettegenstaande hij door een toeval ontdekt werd. Een bankier, die een zijner kollega's een bezoek bracht, zag hem bezig met het in orde brengen van papieren; onder deze was ook een check op de goudbank. De bankier zag ze goed na en bemerkte eene kleine fout in de orthographie van het onderschrift. Daarop volgde het onderzoek en de ontdekking van het bedrog. Ondertusschen merkte Eduard hetgeen gebeurde; hij toonde niet de minste aandoening, zette met de grootste kalmte zijne zaken tot aan het einde van den dag door, lichtte bij zijnen bankier 700,000 doll., nam zijnen reiszak en verdween. Hij verliet echter New-York niet, maar liet zich den baard scheren, trok donkere kleeren aan, deed een witten halsdoek om en ging in een hotel, twee stappen van zijne oude woning logeeren. Dáár bleef hij, leefde goed, las de dagbladen en zag daarin met groot belang de details van zijne eigene misdaad na, tot dat hij op één goeden dag door een politie-agent werd gevat. Hij werd voor het gerecht tot eene gevangenisstraf van vier en een half jaar veroordeeld.