[Nummer 21]
De bulhond.
Wat zal de lezer zich voorstellen bij het zien van de ommestaande gravure? Niemand zal hier aan een schoothondje denken, aan een leeuwke, dat op het vloertapijt plaats mag nemen aan de voeten zijner meesteres. Vervolgens dat het dier hoewel tam, veel overeenkomst heeft, wat karakter en neigingen betreft, met het verscheurend gedierte der bosschen; zijn geheele uitzicht verraadt zulks. Zie dien platten, breeden neus met wijde neusgaten; dien breeden muil, waarin ter zijde een vreeselijke slagtand zichtbaar is; dat breede, holle voorhoofd; die steile ooren; die glinsterende oogen: dat alles doet aan woesten grimmigheid denken; het duidt aan dat de hond, zooals men 't noemt, ‘voor geen klein geruchtje vervaard is.’
Bevrijden wij hem van zijn keten; wij zullen dan zijn karakter te gemakkelijker leeren kennen. Met een paar sprongen, een flinken draf en een geblaf, dat in den geheelen omtrek weergalmt, drukt hij zijne blijdschap uit. Maar het fluitje van zijn meester stuit hem op eens in zijn vaart en doet hem zich aan dezes voeten nedervleien. Hij is dus gehoorzaam en onderdanig. Wanneer hij zijn meester op de wandeling vergezelt, kan bijna niets zijne aandacht afleiden; het geblaf der kleine honden, hunne sprongen laten hem geheel onverschillig; zij zijn om zoo te zeggen te nietig in zijn oog, dan dat hij zich veel om hen bekommeren zou. Maken zij het hem te lastig, dan laat hij slechts even de tanden zien, en alles vlucht; geen enkele hond wil met die tanden kennis maken. Kinderen mogen zich naar hartelust met hem vermaken; hij kent hunne zwakheid en zou het zich tot schande aanrekenen hun eenig leed te doen. Maar wee den boosaardigen knaap, die, al te veel op zijne lankmoedigheid vertrouwende, hem plaagt of tergt. Niettemin gebeurt het toch zelden dat hij woedend wordt en zijn vijand, dien hij zwakker weet dan hij, leed doet; zijn toorn wordt gematigd door zijne trotschheid, die met den neêrlaag zijns vijands bevredigd is.
Dit is echter geheel anders, wanneer zijn meester aangevallen wordt; dan kent zijne woede geen palen. Hij verdedigt hem met bewonderenswaardigen moed tot hij doodelijk gewond machteloos te neer valt. Er zijn voorbeelden genoeg van zoodanige zelfopoffering, die toonen dat het dier met onveranderlijke getrouwheid aan zijnen meester gehecht is. Zeker landman keerde des nachts naar zijne hofsteê terug, toen hij plotseling door vier struikroovers werd aangevallen. Gelukkig was hij door zijnen bulhond vergezeld. Deze had nauwlijks het gevaar bemerkt, waarin zijn meester verkeerde, of hij wierp zich op de roovers, greep hen, den een na den anderen, bij de keel en bracht hun zoodanige wonden toe, dat zij, den strijd niet durvende voortzetten, weldra het hazenpad kozen. Het dappere dier had inmiddels ook verscheidene wonden bekomen; dit belette hem niet, of liever het scheen hem nog aan te sporen, om de roovers te achtervolgen. Een hunner greep hij aan, wierp hem ter aarde, zette hem den poot op de borst en blafte toen zoo luid hij kon, wat tot gevolg had, dat er lieden toesnelden, die den roover gevangen namen.
Even dapper gedraagt de bulhond zich, wanneer hij den koewachter zijne diensten moet leenen. De wachter behoeft voor de wildste runderen niet te vreezen, wanneer hij den bulhond aan zijne zijde heeft. Het gebeurt soms dat een os of stier ten gevolge van den schrik of door een andere oorzaak in eenen toestand van razernij overgaat; dan holt hij voort en laat zich door niets terughouden behalve door den bulhond. Deze weet hem in zijn vaart te stuiten. Hij vliegt hem om den nek, omklemt hem met de twee pooten en brengt hem zulke pijnlijke beten toe, dat het razende dier door de smart tot staan gebracht wordt.
Zoodra het avond geworden is, en deuren en poorten gesloten zijn, krijgt de bulhond zijne vrijheid en geraakt hij in zijn volle kracht. Heeft hij zich des daags door de kinderen zijns meesters laten streelen, nu komt er leeuwenmoed in zijn breede borst. Als een machtig monarch treedt hij over zijn gebied en ademt de nachtlucht, die hem verfrischt, met volle teugen in. Terwijl hij rondgaat, onderzoekt hij alles met de grootste nauwkeurigheid en is niet tevreden voor hij de oorzaak is te weten gekomen van het minste gedruisch of geritsel, dat hij vernomen heeft. Wee den dief, die zijn meester een nachtelijk bezoek wil brengen! Hij laat hem zijne scherpe tanden voelen, waarvoor stier, wolf en beer de grootste vrees koesteren. Zelfs de knechts moeten op hunne hoede wezen, vooral als zij niet gewoon zijn des nachts de woning te verlaten. Zijn wantrouwen is des nachts zelfs zoo groot, dat zijne gewone scherpzinnigheid hem schijnt verlaten te hebben en hij allen aanvalt, die hij ontmoet. Alleen zijn meester en de knecht, die hem zijn voedsel brengt, behoeven hem nimmer te vreezen; ten hunnen opzichte laat hij zich nooit door zijn wantrouwen bedriegen.
Opmerkelijk is het dat hij bij zijn groote kracht een wonderbare slimheid bezit; daardoor is hij voor de dieven des te gevreesder. Hij sluipt rond zonder veel beweging te maken; verneemt hij iets ongewoons, dan blaft hij niet, maar begeeft zich ijlings in de richting, van waar het geluid tot hem gekomen is. Daardoor werd onlangs een muldersknecht des nachts in zijn schelmachtig plan verhinderd. Reeds meermalen had hij, terwijl allen in diepe rust lagen, door een achterpoortje een zak meel naar buiten gebracht, waar een makker, even misdadig als hij, het meel ontving om het weg te voeren. De mulder had zijne verliezen ontdekt maar den dief niet kunnen opsporen; daarom had hij zich van een sterken bulhond voorzien; deze zou zijn erf bewaken. Den volgenden nacht trad de knecht, zonder aan den hond te denken, weder naar buiten met den zak op den schouder, maar voelde zich op eens tegen den grond geworpen en zoo stevig neêrgedrukt, dat het hem onmogelijk was op te staan. Schreeuwen durfde hij niet, en de hond blafte evenmin, 't Is moeilijk te beslissen of de hond den meester zijne nachtrust wilde sparen, dan of hij den knecht voorbeeldeloos wilde straffen, want hij hield hem den ganschen nacht op den grond uitgestrekt en leverde hem eerst den volgenden morgen aan zijnen meester over.