Jammerklacht van een Rotterdamschen Aap.
Wellicht zullen onze lezers reeds vernomen hebben dat ons land in den laatsten tijd is bezocht door zekeren Carl Vogt, een duitsch natuurkundige, die het in de loochening der christelijke waarheden verder heeft gebracht dan een zijner geestverwanten. Vogt beweert namelijk dat wij menschen niet van Adam en Eva, maar van apen afstammen. Hoe weinig vleiend deze ongerijmde bewering ook is, zijn er nog altijd menschen te vinden, die in hun ongeloof zoo ver zijn afgedwaald, dat zij met genoegen de leer aanhooren, die door Vogt wordt verkondigd. Dit heeft hem wellicht bewogen om ook in ons land zijn fortuin te beproeven en voor geld de lichtgeloovigen en nieuwsgierigen te misleiden. Ook bij onze noorder naburen had hij zijne leer veil; te Amsterdam en 's Gravenhage is hem dit echter geheel mislukt; hij heeft daar geen publiek kunnen vinden, om naar zijne even goddelooze als dwaze taal te luisteren, doch te Rotterdam, even als te Antwerpen heeft hij onderscheidene voorlezingen gehouden over eene leer die met geestdrift wordt omhelsd door degenen vooral, die er belang bij hebben zich het streelend bewustzijn te kunnen geven, van niet te zijn voortgekomen uit de scheppende hand van een alwetenden, heiligen en rechtvaardigen God, maar door eene toevallige ontwikkeling van een aap, en die zich daarom het natuurrecht aanmatigen om vrijelijk, sans gêne, te werk te gaan in het kraken van allerlei noten en in 't maken van allerlei grimassen.
Eene leer, die Dr. Carl Vogt uit Duitschland naar alle voorname steden van 't beschaafd Europa poogt over te brengen, enkel en alleen uit liefde voor de moderne wetenschap, dat spreekt; waarom hij dan ook door alle modern-wetenschappelijke bladen als op de vleugelen der faam wordt rondgedragen en aanbevolen, waarbij men niet in gebreke blijft de aandacht van het beschaafd publiek te vestigen op de decoratiën die 's mans borst versieren, en die hem door invloedrijke mannen welwillend zijn bezorgd, al wederom uit liefde voor die moderne-wetenschap.
Deze bijzonderheid heeft aan een nederlandsch geleerde, op wiens medewerking en sympathie wij den hoogsten prijs stellen, aanleiding gegeven, tot het schrijven van eene satyre in rijm, waarvoor wij zeer gaarne eene plaats hebben ingeruimd. Het dichtstuk is een jammerklacht van een voorheen levenslustige aap in den dierentuin te Rotterdam, die totaal van streek geraakt is ten gevolge van eene reproductie van Vogt's woorden door bimanen voor de kooi van gezegden quadrumaan verricht. en welke hij onvoorzichtig genoeg in zijne wangtassen had opgezameld.
Wij hebben zijne satyre geïllustreerd door de afbeeldingen van drie apen die den mensch het nauwst verwant zijn: de Orang-Outang, (zie fig. 3), de Chimpansé of Jocko, gelijk Buffon hem noemt (zie fig. 2). maar vooral de voor een twintigtal jaren ontdekte Gorilla (zie fig. 1).
Redactie.