Het Kersfeest te Rome.
Het is in verschillende landen een oud gebruik om het Kersfeest tot een kinderfeest te maken. In Duitschland, even als in den gulden tijd onzer voorouders, bestond vroeger algemeen het godvruchtig gebruik, om in de huisgezinnen een kamer tot het stalleke van Bethlehem, in te richten. Men plaatste daar eene heilige kribbe, alsmede een boom, waaraan eenige geschenken voor de kinderen hingen. Des avonds werden kaarsen rondom de heilige kribbe geplaatst en men knielde er bij neder en zong de godvruchtige liederen, die in den mond van het volk van ouder tot ouder zijn overgegaan.
Er ziin zeker nog wel huisgezinnen in Duitschland, alwaar dit godvruchtig gebruik in eere gehouden wordt, doch over het algemeen is de kribbe verdwenen en de boom alleen overgebleven, en wat daaraan gehangen wordt heeft, helaas! weinig betrekking meer op het hooge feest.
Te Rome bestaat gedurende de Kersdagen een gebruik, dat, zoover wij weten, nog tot op den huidigen dag is bewaard gebleven. Gedurende de dagen die tusschen het Kersfeest on den Nieuwjaarsdag liggen, wordt daar door kinderen gepreêkt. Het is inderdaad eigenaardig schoon om uit kindermonden den lof te hooren verkondigen van Hem, die uit den hemel is nedergedaald, om als kind geboren te worden, en het wekt ook de gedachte in ons op, dat wij aan kinderen gelijk moeten zijn, willen wij het koningrijk Gods beërven.
In eene kerk, op den hoogsten top van den heuvel des Kapitools wordt eene verhevenheid opgericht, waarop meisjes, die in het wit gekleed en gemeenlijk tusschen de acht en twaalf jaren oud zijn, plaats nemen. Geheel daarop voorbereid, verkondigen die kinderen met luider stem den lof van het goddelijk kindeke Jesus, aan de veelal talrijk vergaderde toehoorders. Volgens ooggetuigen maken deze kinder-preêken in den regel een geweldigen indruk, om de naïviteit, die daarbij ten grondslag ligt. Bijgaande gravure verplaatst ons in genoemde kerk, op het oogenblik dat door een meisje een kerspreêk gehouden wordt. Vóór eenige jaren was een ongeloovige bij zoodanige plechtigheid tegenwoordig. Hij meende zeer schrander te zijn, door de opmerking te maken dat die kinderen niet wisten wat zij vertelden, dat zij geen begrip hadden van de geheimen, die men hen in den mond legden.
‘Begrijpt gij ze dan?’ klonk het antwoord.
‘Volstrekt niet, en daarom hecht ik er ook geen geloof aan.’
‘Dat is ongelukkig genoeg, mijnheer! want dan zult gij ook wel niet gelooven dat gij eene ziel hebt, en wanneer gij uwe kinderen niet wilt leeren, dat God de wereld uit niets heeft geschapen, voordat zij in staat zijn dit met hun verstand te begrijpen, zullen zij het zeker niet veel verder brengen dan gij.’
Onze voorouders, die hunnen kinderen de eeuwenoude kersliedekes leerden, nog vóór zij konden lezen en schrijven, dachten er eveneens over als deze eenvoudige Romein.