Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Op een jong Knaapje. Gij, wien de blos der onschuld dekt, Lieftallig kind, dat, onbevlekt Van hart, De smart Niet kent van de aard', Uw leeftijd is benijdens waard. Geen kommer wekt, mijn dierbre knaap, U 's morgens vroeg, noch stoort uw' slaap. Neen! blij, En vrij Van zorg en leed Zijt ge altijd voor de vreugd' gereed. [pagina 145] [p. 145] Ge ontfronst het hoofd door uwen lach, Desgenen, die zulks niet vermag; Uw jeugd Verheugt; Uw vrolyk oog Verkwikt hem, die voor 't Noodlot boog. Speel, kind, zoo lang u 't God vergunt, Speel schuldloos voort zoo lang ge kunt: Want weet: Het leed Verrast eens wis De vreugd', die u thans eigen is. En éénmaal, zoo die tijd genaakt, Waarin men ligt zich-zelv' verzaakt, Dan groei, En bloei En word een man, Op wien men zich verlaten kan. [pagina 146] [p. 146] Wees daarom leerzaam in uw jeugd, Paar aan een vaste ziel de Deugd. Zoo tart' Uw hart Den tegenspoed, Dien ge op uw' verdren weg ontmoet. Maak u reeds vroeg gemeen met God; Zoowel in rampspoed, als genot Blijv' Hij U bij. Word zóó, naar 'k wensch, Een (zoo 't bestaat) gelukkig mensch. L.E. KROON. amsterdam. Vorige Volgende